Braakmanpolder Risicobeheer

Braakmanpolder Risicobeheer
Dijkvak Braakmanpolder
PB controleproces stap c) Risicobeheer

Activity IOR



Indien tijdens de uitvoer blijkt dat een onderliggende kleilaag te dun is, moet deze worden aangepast. De te dunne kleilaag moet worden verwijderd, een onderliggende zandlaag vervangen worden door klei en weer aangevuld met de oude kleilaag. Om deze verrassingen te voorkomen is het gebruikelijk om terwijl de oude bekleding nog aanwezig is de laagdikte van de klei te meten door het plegen van boringen. Als alternatief van boringen worden methoden ontwikkeld om op niet-destructieve wijze de kleilaagdikte te bepalen. Op de bekleding van de Braakmanpolder zijn metingen verricht met electromagnetische apparatuur (EM). Uit dit onderzoek bleek dat deze apparatuur mogelijk na verdere verfijning goede resultaten kan geven, maar dat de ontwikkeling ervan nog niet voldoende is gevorderd. Verder bleek de keuze van dit dijkvak minder gelukkig omdat er zich relatief zeer veel objecten als leidingstraten en kabels in het tracé bevonden, die van grote invloed op EM metingen zijn.

De aanwezigheid van leidingen en kabels vormt een risico. Bij dit dijkvak is het aantal leidingen aanzienlijk, vooral in de waterkering van de Braakmanpolder. Met een klic oriëntatiemelding wordt van een groot aantal leidingen en kabels de ligging bekend. Van KPN werden tekeningen ontvangen met gegevens over telefoonkabels. Ook Delta Nusbedrijven, de Gemeente Terneuzen en Shell Nederland Raffinaderij reageerden. In de periode dat de dijkverbetering wordt uitgevoerd zal een 170 KV kabel worden aangelegd die vanuit de Westerschelde onder de dijk wordt getrokken. Hierover is overleg gevoerd met betrokkenen.












De View-Navigation (VN) pagina's.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares