Emmapolder ecologie

Emmapolder ecologie
Dijkvak Emmapolder
OM werkproces stap c) Ecologie

Activity IOR



Landschap

Met de keuze van een klei dijk wordt een minimale verstoring van het landschap verkregen. Door het verflauwen van het talud en het hergebruik van de oude toplaag zal de vegetatie aansluiten aan het buitendijks gelegen natuurgebied en het boven beloop van de dijk.

Ecologie

Bij het voorgestelde alternatief is de verstoring slechts van tijdelijke aard. Door het hergebruiken van de bestaande kleilaag met de daarin voorkomende vegetatie als toplaag op het 2 m dikke klei pakket, zal herstel van de natuurwaarde snel verlopen. Ook de door het verflauwen van het talud noodzakelijke ingreep in het buitendijks gelegen natuurgebied en de negatieve effecten daarvan, zijn van tijdelijke aard. Bovendien zal in tegenstelling tot het huidige dijkbeheer, op de demonstratievakken geen veek meer worden opgeruimd. De vestiging van vegetatie daarop kan dan ook blijvend zijn. Het waterschap zal een maai- en bemestingsbeleid toepassen dat gericht is op optimale ontwikkeling van de vegetatie. Eventueel inzaaien van de vakken gebeurt in overleg met de beheerder van het schor.

Kort nadat het idee werd uitgedragen om demonstratie vakken van een klei dijk uit te werken is contact opgenomen met stichting Zeeuws Landschap. Het Zeeuws Landschap wijst op het verloren gaan van schor doordat de teen zeewaarts wordt uitgebouwd. Hoewel de begroeiing en het ontstaan van een vegetatie-gradiënt niet wordt betwijfeld en ook wordt gewaardeerd, is behoud van bestaand schor belangrijker dan natuur "maken". Gevraagd wordt te bezien of de verzwaring minder ver vooruit kan steken. Het Zeeuws Landschap vindt de huidige steenbekleding door de inmiddels ontstane begroeiing niet storend. Uitbreiding van de bekleding kan bovendien tegemoet komen aan het veek probleem.

Monitoring

Over de ontwikkeling van de vegetatie op deze demonstratievakken zijn veel rapportages verschenen. Reeds voordat de vakken zijn aangelegd verscheen het plan van aanleg en monitoring waarin werd aangegeven welke onderzoeken in de loop van de tijd dienen te worden uitgevoerd.

In het Monitoringsvoorstel worden de activiteiten gesplitst. De erosiebestendigheid wordt onderzocht onder leiding van de DWW, de ontwikkeling van de vegetatie wordt onderzocht door RIKZ. Begin 2000 volgt een bespreking met het waterschap. Hier wordt voornamelijk besproken op welke wijze het beheer optimaal is. Vervolgens worden de werkzaamheden gerapporteerd. Het waterschap rapporteert over het maaibeheer en concludeert dat er geen schade is opgetreden aan de kleibekleding, RIKZ heeft de plantensoorten geïnventariseerd.

Zowel in 2000 als in 2001 dit jaar was er geen schade van betekenis aan de kleibekleding. DWW heeft nog een over-all rapportage gemaakt van de bevindingen over de stormseizoenen van 1999 tot en met 2002. De monitoring is volgens plan tot en met 2002 uitgevoerd. Aan de hand van de rapportage van DWW zal worden bezien of over drie of vier jaar nogmaals een vegetatieonderzoek nodig is. Omdat nog geen enkele hoge waterstand tegen de kleidijken heeft gestaan dient monitoring van het gedrag onder stormomstandigheden te worden voortgezet, volgens plan tot 2010. In dit kader is ook in 2006 een evaluatie verschenen.





















De View-Navigation (VN) pagina's.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares