Habitat van oesters & erosie en sedimentatie: Zandhonger in de Oosterschelde | |
---|---|
Beschrijving | |
Overkoepelende context | Oesterdam veiligheidsbuffer in de Oosterschelde |
Context type |
In de Oosterschelde is door de constructie van de Stormvloedkering in combinatie met de compartimenteringswerken in het oostelijke gedeelte van het bassin een specifieke situatie ontstaan. Het resultaat van de Oosterscheldewerken was een reductie van het getijvolume met 22%, vermindering van de uitwisseling met de Noordzee met 28% en een verminderde zoetwaterinstroom met 68% (Smaal & Nienhuis, 1992). De eigenschappen van het bassin zijn daardoor veranderd van een eroderend estuarium met groeiende geulen en zandplaten naar een getijdebaai met geulen die opgevuld worden met sediment en krimpende platen (Mulder & Louters, 1994). Als er geen maatregelen genomen worden, zullen de slikken en platen gehalveerd zijn in 2050. Het gebied zal afnemen van 11000 hectare in 1984 tot 5000 in 2045 en ten slotte 1500 in 2100. Schorren zullen alleen nog voorkomen in beschutte gebieden. De gevolgen voor de ecologie zijn groot. De draagkracht voor de scholekster (Haematopus otralegus) zal afnemen met 80% in 2045. Voor andere steltlopers die hun voedsel zoeken op de slikken en platen wordt dezelfde daling voorzien (Zanten & Adriaanse, 2008).
De View-Navigation (VN) pagina's.
Er zijn geen VN pagina's gelinkt.
De opbouw van deze context.