Noorddijkpolder Inventarisatie

Noorddijkpolder Inventarisatie
Dijkvak Noorddijkpolder
Decompositie type
TM werkproces stap a) Inventarisatie

Activity IOR



Molen- en Kievitpolder

Ten behoeve van toetsing en ontwerp was de situatie van de glooiingen geïnventariseerd. De opbouw van de kern van de dijk varieerde: in de Molenpolder werd de basis van de dijk gevormd door de oude dijk, zodat de kern tot aan het niveau van de berm uit klei bestond. Voor de Kievitpolder gold, dat de kern was opgebouwd uit zand. Verticaal gezien bestond de bekleding uit vijf relevante gedeelten: teen, ondertafel, boventafel, berm en bovenbeloop. In het oostelijke gedeelte, in de Kievitpolder, lag de teen rond het niveau NAP + 1 m. In het westelijke deel varieerde het niveau van de teen tussen ongeveer NAP en NAP-1,O m. Lokaal bevond zich enige bestorting. Alleen in de Kievitpolder was de teen aangezand tot ongeveer NAP + 1 m. De bekleding werd in tweeën gedeeld door een overgang. Het niveau van de overgang verliep van NAP + 3,2 m in de Kievitpolder tot NAP + 3,0 m in de Molenpolder; dit was ongeveer 0,7 m boven Gemiddeld Hoogwater (GHW). Het gedeelte van de steenbekleding vanaf de teen tot aan de overgang wordt de ondertafel genoemd. De taludhelling van de ondertafel varieerde tussen 1:4 (in de Kievitpolder) en 1:2,5 (in het westelijke deel van de Molenpolder). De bekleding bestond (globaal van onder naar boven) uit granietblokken, koperslakblokken, Doornikse blokken en basaltzuilen. Onder de toplaag lag een granulaire laag met een dikte en samenstelling die verschilde per type toplaag. Het basismateriaal van de ondertafel bestond uit mijnsteen op het gedeelte van de Kievitpolder en uit klei in de Molenpolder. Het bovenste gedeelte, tussen de overgang en de berm (rond NAP + 6,0 m), werd de boventafel genoemd. De taludhelling was circa 1:4,0, de bekleding bestond uit betonblokken van 0,50 m bij 0,50 m met een dikte van 0,20 m. Het basismateriaal van de boventafel bestond uit klei; op het gedeelte van de Kievitpolder betrof het een afdekkende laag met een dikte van 0,6 à 0,7 m, op de rest van het dijkvak lag onder de glooiing de kleikern van de oude dijk, aansluitend op de bekleding. Op de berm lag een onderhoudsstrook van betonblokken, met een breedte van 5 blokken. De rest van de berm en het bovenbeloop tussen berm en kruin had een bekleding van gras op klei.

Noorddijkpolder

Ten behoeve van toetsing en ontwerp is de situatie van de glooiingen geïnventariseerd. De basis van de dijk werd in het hele dijkvak gevormd door de oude dijk, zodat de kern tot aan een bepaald niveau uit klei bestond. Het niveau van de bovenkant van de kleikern varieerde: bij het zuidelijke uiteinde was dit rond NAP + 5 m, maar in de rest van het dijkvak varieerde het tussen NAP+1,5 m en NAP+3,5 m. Het niveau van de teen varieerde tussen NAP-1 m en NAP. Voor het zuidelijk deel lag een bestorting, noordelijker was de teen aangezand. De bekleding werd in tweeën gedeeld door een overgang op ongeveer NAP+3,0 m; dit was ongeveer 0,5 m boven gemiddeld hoogwater (GHW). Het gedeelte van de steenbekleding vanaf de teen tot aan de overgang wordt de ondertafel genoemd. De taludhelling van de ondertafel varieerde sterk over het dijkvak en per bekledingsvak en lag tussen 1:3,8 en 1:2,5. De bekleding bestond uit natuursteen; globaal van onder naar boven betrof het vakken van Doornikse bloksteen, zuilen van Poolse graniet en basaltzuilen. Onder de toplaag lag een granulaire laag met een dikte en samenstelling die verschilde per type toplaag. Het basismateriaal van de ondertafel, onder de granulaire laag, was voor het grootste deel van het vak klei, lokaal lag mijnsteen. Het bovenste gedeelte, tussen de overgang en de berm (rond NAP+ 6,0 m), wordt de boventafel genoemd. De taludhelling varieerde rond 1:3,0. De bekleding bestond in het algemeen tot NAP+4,5 m uit betonblokken van 0,50 m bij 0,50 m met een dikte van 0,20 m. Lokaal was de blokkenbekleding opgetrokken tot NAP + 6 m. Boven de blokken bevond zich in het gehele dijkvak een smalle strook Vilvoordse steen. Het basismateriaal van de boventafel bestond uit een kleilaag, met daaronder een zandlens en daaronder de kleikern van de oude dijk. De kleilaag tussen zandlens en bekleding was minimaal 0,8 m dik. De berm en het bovenbeloop tussen berm en kruin hadden een bekleding van gras op klei. Nabij de noordelijke beëindiging van dit dijkvak sloot een strekdam aan op de dijk. De kruin van de dam lag rond het niveau van de berm van de dijk. De dam was bekleed met natuursteen.




De View-Navigation (VN) pagina's.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares