Noorddijkpolder Uitvoering

Noorddijkpolder Uitvoering
Dijkvak Noorddijkpolder
CM werkproces stap b) Uitvoering (inclusief risico-analyse en -beheer)

Activity IOR



De aannemer vraagt of de blokken op hun kant in het dijkvak Noorddijkpolder (gedeeltelijk) op een hoger gelegen gedeelte in de glooiing aangebracht mogen worden in verband met de afstemming van de diverse werkzaamheden. De directie deelt mee dat dit om constructieve redenen wellicht niet kan.

De directie deelt in de tweede vergadering mee dat het verzoek gehonoreerd kan worden. Blokken op hun kant mogen op dit dijkvak tot + 4.30 NAP. aangebracht worden. In verband met nog in depot Braakman aanwezige blokken, wordt overwogen op het dijkvak Noorddijkpolder meer blokken op hun kant aan te brengen. De directie komt in dat geval met een concreet voorstel. De aannemer meldt dat de vooroever plaatselijk relatief diep ligt en steil afloopt. Het Waterschap zal de vooroever ter plaatse zo spoedig mogelijk inmeten, zodat de directie kan beoordelen of maatregelen i.v.m. de stabiliteit van het dijklichaam vereist zijn. De aannemer vraagt of er een proefvak aangelegd moet worden om het materiaal Geosta (t.b.v. stabiliseren van klei) uit te proberen. De directie verzoekt de aannemer een alternatief (voor de funderingsconstructie van de onderhoudsstrook) met Geosta in te dienen ten behoeve van een proefvak met een lengte van 200 m. Er zijn door TNO proeven gedaan op zuilen. Hiervan worden de resultaten beschreven. De kwaliteit van de zuilen voldoet. Naar aanleiding van de mededeling in het vorige verslag dat de blokken op z'n kant tot NAP+4,30m aangebracht mogen worden, merkt de directie op dat dit constructief gezien mag, maar dat het de vraag is of dit uitvoeringstechnisch verstandig is. Tijdens de vergadering wordt afgesproken de blokken niet hoger dan tot NAP+ 3,00m aan te brengen.

In de vierde vergadering wordt melding gemaakt van een aantal problemen waar de aannemer tegenaan loopt. Hiervan worden afwijkingsrapporten opgesteld. Aan de hand hiervan zullen de financiële consequenties beoordeeld worden.

  • Ten behoeve van het aanbrengen van de kreukelberm (Noorddijkpolder) moet meer worden ontgraven dan in het bestek voorzien was.
  • Talud (Noorddijkpolder). Enkele profielen moeten aangevuld worden. Ter plaatse van de teenconstructie wordt betonpuin gebruikt en op andere plaatsen in de glooiing zoveel als mogelijk klei. Indien dit niet mogelijk is steenslag 4/20 mm toepassen.
  • Overgangsconstructie Molen-Kievitpolder (+ 1.50 NAP.). Ter plaatse van de aan te brengen overgangsconstructie bleek een puinlaag van 0.6-0.8 m aanwezig te zijn. Om de palen aan te brengen bleek het nodig te zijn met een hydraulische sloophamer voor te prikken. Achter de opsluitconstructie kon het doek niet direct op het puin aangebracht worden, i.v.m. beschadiging van het doek. In verband hiermee is een profileerlaag van gebroken betonpuin aangebracht. Bovendien moet de overgangsconstructie ingegoten worden met gietasfalt. Aangezien de werkzaamheden hierdoor wezenlijk anders zijn geworden dan in het bestek voorzien, zal e.e.a. nader bekeken worden.
  • De funderingsconstructie van de onderhoudsweg wordt pas in een later stadium van het werk aangebracht. Om transport over de berm mogelijk te maken is een rijplatenbaan aangelegd.

De aannemer meldt dat ten gevolge van het feit dat er geen inkassingen in de glooiing gemaakt mogen worden, de kranen nu erg scheef op de bestaande glooiing staan. Dit vergt extra aandacht om een veilige uitvoering mogelijk te maken.




De View-Navigation (VN) pagina's.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares