Visiedocumenten en beleidsplannen


Context VN set links: model = RWS Visiedocumenten en beleidsplannen


Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext

Model link = RWS Visiedocumenten en beleidsplannen

Result =

End Set VN link















Figuur 1: Tiengemeten (foto: Guido Krijger).

Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). De beleidsdoelen van het ministerie zijn verankerd in het Nationaal Waterplan 2016-2021, de Beleidsnota Noordzee, de Beleidsnota Drinkwater, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Beleidsbrief Modernisering milieubeleid en het Bestuursakkoord Water. Op onderdelen is dat beleid nader uitgewerkt of vernieuwd in beleidsbrieven zoals de Nederlandse Maritieme Strategie 2015-2025. Tenzij anders afgesproken, voert Rijkswaterstaat geen beleid uit van andere departementen. Onderstaand worden een aantal beleidsplannen en visiedocumenten nader besproken.

Nationaal waterplan

De waterplannen geven het landelijke, respectievelijk regionale (strategische) waterbeleid weer. Voor het rijk is dit vastgelegd in het Nationaal Waterplan. Het Nationaal Waterplan wordt vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).


Het Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. Er is geen formele hiërarchie tussen deze plannen, maar op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) kan bij het vaststellen van een regionaal waterplan of een beheerplan niet zo maar worden afgeweken van het Nationaal Waterplan. De looptijd van het Nationaal Waterplan 2016-2021 is van 22 december 2015 tot 22 december 2021. Het Nationaal Waterplan (en alle andere plannen op grond van de Waterwet) worden elke zes jaar herzien.


Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan
Het rijksbeleid met betrekking tot waterveiligheid en zoetwater is met de vastgestelde Deltabeslissingen in 2014 fundamenteel veranderd. Deze Deltabeslissingen zijn in 2014 met een tussentijdse wijziging verankerd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en zijn inmiddels in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geïntegreerd.

3e Kustnota

Eind 2000 bracht het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Derde Kustnota ("Traditie, trends en toekomst") uit. Hierin staat dat het dynamisch handhaven van de kustlijn wordt voortgezet. De komende decennia kan de kustlijn op deze wijze op zijn plek worden gehouden. Zand suppleren is efficiënt, ook als dat onder water gebeurt, en biedt een structurele oplossing voor de erosie van de kust. De Derde Kustnota geeft ook aan dat er ruimte nodig is voor veiligheid. De druk op de kust neemt toe, vanaf land en vanaf zee. Er wordt rekening gehouden met klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op termijn zullen sterkere en bredere waterkeringen nodig zijn op de plekken die zwakke schakels in de kustverdediging vormen.


Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving. In De Beleidsbrief worden de hoofdlijnen van de Beleidslijn grote rivieren geschetst. Deze brief is een uitwerking van het nationaal ruimtelijk beleid.

Beleidslijn kust

De Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveilig- heid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.

Structuurvisie infrastructuur en ruimte (svir)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Alleen zo kan Nederland zich economisch blijven meten met andere landen. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities.

Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Nederlandse Maritieme Strategie

De Nederlandse Maritieme Strategie 2015-2015 biedt een integraal kader voor het rijksbrede beleid voor de maritieme cluster. Het is dan ook in nauwe samenwerking tot stand gekomen met partijen uit de maritieme cluster. Aanleiding voor de rijksbrede maritieme strategie is een besef van toenemende samenhang en verknoping van maritieme sectoren alsmede de noodzaak om beter aan te sluiten bij trends en ontwikkelingen in de maatschappij. Daarnaast vraagt een steeds nauwer samenwerkende cluster om een integraal maritiem overheidsbeleid. De maritieme strategie maakt duidelijk waar de komende jaren de belangrijkste uitdagingen voor het maritieme beleid liggen en welke bijdragen daaraan vanuit de overheid en vanuit de maritieme cluster worden geleverd.

De maritieme strategie staat niet op zichzelf, maar biedt tezamen met ander relevant nationaal en internationaal overheidsbeleid een antwoord op de uitdagingen waarvoor de maritieme cluster zich gesteld ziet.

Een in de strategie opgenomen rijksbrede beleidsagenda geeft invulling aan de maritieme strategie. Hier worden de maatregelen genoemd die noodzakelijk zijn om de ambities van de maritieme strategie te realiseren.

Beleidsnota drinkwater

Volgens de Drinkwaterwet (2011) moet het kabinet elke 6 jaar een ‘beleidsnota inzake de openbare drinkwatervoorziening’ vaststellen. De Beleidsnota Drinkwater is de eerste in die reeks. De kwaliteit van het drinkwater is heel goed, maar de kwaliteit van de bronnen staat onder druk. Dit vraagt om beleidsintensivering op een aantal onderwerpen. Het gaat dan om nieuwe stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2015-2021 in het kader van de Kaderrichtlijn Water, de Structuurvisie Ondergrond (STRONG), het Deltaprogramma Zoetwater, et cetera. De Beleidsnota Drinkwater kan richting geven aan de formulering van zowel de generieke drinkwatergerelateerde elementen als de meer gebiedsgerichte uitwerking daarvan.

De Drinkwaterwet schrijft voor dat bij het opstellen van deze beleidsnota de zienswijzen van belanghebbenden dienen te worden betrokken. Dat is gebeurd: de nota is opgesteld in nauw overleg met provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven.

Beleidsnota Noordzee

Figuur 2: Hollandse hoogte (foto: Tineke Dijkstra).

Het Rijk stelt met het Noordzeebeleid de kaders voor ruimtelijk gebruik van de Noordzee in relatie tot het mariene ecosysteem. Het ruimtelijke aspect van de Beleidsnota Noordzee geldt voor de Nederlandse Exclusieve Economische Zone en de niet-bestuurlijk ingedeelde territoriale zee. Andere aspecten kunnen ook betrekking hebben op het gebied dat wel bestuurlijk is ingedeeld. Het mariene ecosysteem en de gebruiksfuncties op zee hebben immers een wisselwerking met het (water op het) land. De Beleidsnota Noordzee 2016-2021 geeft een beschrijving van het huidig gebruik en de ontwikkelingen op de Noordzee en de samenhang met het mariene ecosysteem, en ook de visie, de opgaven en het beleid. De Beleidsnota Noordzee, inclusief de bijlage Mariene Strategie Deel 3 (programma van maatregelen) zijn integraal onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016-2021.

Programma grote wateren

Figuur 3: Westerschelde (foto: Edwin Paree).

Met de Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater geven overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties een impuls aan de verbetering van de waterkwaliteit. De gezamenlijke prioriteit ligt bij het terugdringen van de emissies naar water van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnen. Als opstap naar een nieuw bestuursakkoord water eind 2017 liggen er nu tal van voorstellen om emissies van verontreinigende stoffen te verminderen, met als doel: schoon en gezond water.

Voor de grote wateren in Nederland is dat echter het halve verhaal. Dijken, dammen, inpolderingen, stuwen en vaargeulverruimingen hebben ons land veilig, leefbaar en economisch vitaal gemaakt. Maar ze hebben ook een keerzijde. Al die waterstaatkundige werken hebben de grote wateren uit balans gebracht. Natuurlijke stromen van water, zand, slib, zout en voedingsstoffen zijn verstoord: op de ene plaats is er te veel, op de andere te weinig. Subtiele overgangen zijn verdwenen, de rijke deltanatuur is afgevlakt. Er is dus nog een opgave voor de ecologische waterkwaliteit. Met de Deltawerken werd Nederland koploper in het ontwikkelen van vernieuwende oplossingen voor waterveiligheidsvraagstukken. Die koppositie willen we behouden. Daarvoor is het nodig dat de grote wateren ecologisch weer goed functioneren. De kwaliteit van onze leefomgeving, visserij, recreatie, natuur en zelfs ook de waterveiligheid profiteren daarvan. De ontwikkeling naar ecologisch goed functionerende grote wateren gaat niet van vandaag op morgen. En het hoeft ook niet allemaal tegelijk. De verschillen in kennis, urgentie, beschikbare middelen en de mate waarin de politiek-bestuurlijke besluitvorming is gevorderd leiden tot een fasering in de uitvoering. Komende jaren werkt Rijkswaterstaat – met zijn partners in het waterbeheer - deze opgave uit in een programmatische aanpak voor de grote wateren. Om deze programmatische aanpak voor te bereiden heeft Rijkswaterstaat een serie factsheets geschreven waarin de waterkwaliteitsproblemen van de grote wateren en mogelijke oplossingen ervan worden besproken.

Meren

Vroeger werden de Nederlandse meren gekenmerkt door helder water en een rijke onderwater- en oevervegetatie. Omstreeks 1960-1970 is door de eutrofiëring de algenbiomassa toegenomen, hetgeen leidde tot troebel water en het verdwijnen van de ondergedoken waterplanten. Tevens zijn oeverplanten sterk afgenomen omdat ten behoeve van de landbouw een onnatuurlijk waterpeil is ingesteld met een hoog waterpeil in de zomer en een laag waterpeil in de winter. De troebel water toestand is ongewenst door het voorkomen van potentiëel toxische blauwalgen en een afname van de biodiversiteit.


Streefbeeld
Het waterkwaliteitsbeheer in Nederland is gericht op het herstel van de natuurlijke situatie van de meren, hetgeen voor de meeste meren betekent een terugkeer naar helder water, een rijke onderwatervegetatie en een gedifferentieerde oeverbegroeiing. Veel wateren hebben een zwemwaterfunctie en hebben daardoor een streefwaarde voor doorzicht van 1 meter. Voor andere functies worden weer andere eisen aan het water gesteld. De waterkwaliteitsbeheerder heeft rekening te houden met al deze functies, waardoor voor verschillende wateren een ander streefbeeld kan gelden. Voor een terugkeer naar de oorspronkelijke situatie met een gedifferentieerd systeem met waterplanten en een diverse fauna is een toename van het doorzicht essentieel.


Alternatieve stabiele toestanden
Nederlandse ondiepe meren kennen twee alternatieve stabiele toestanden.

  • De helder water toestand wordt gestabiliseerd door ondergedoken waterplanten. Deze planten doen de resuspensie van de bodem afnemen, ze versterken de sedimentatie van materiaal, ze zorgen voor schuilgelegenheid voor algen-etende grote watervlooien, ze concurreren met algen om nutriënten en ze zorgen voor een verschuiving in vissoorten.
  • De troebele toestand wordt vooral gestabiliseerd door hoge fosfaat-nalevering vanuit de bodem, de dominantie van voor watervlooien oneetbare blauwalgen en een dominantie van brasem die watervlooien eet en de bodem opwoelt.

Helder water is het meest stabiel bij lage nutriëntengehalten, een troebele toestand is stabiel bij hoge nutriëntengehalten. Bij matige nutriëntengehalten kunnen beide toestanden voorkomen. In het algemeen wordt aangehouden dat voor een stabiele heldere toestand het fosfaatgehalte ten minste lager moet zijn dan 0,05 mg P/l. Bij een totaal fosfaatgehalte tussen 0,05 mg P/l en 0,15 mg P/l kunnen twee alternatieve stabiele toestanden voorkomen. Er wordt nog volop onderzoek gedaan naar deze grenzen. De grenzen voor de nutriëntengehalten hangen af van de situatie (grootte van het water, mate van stikstofbeperking, bodemtype). Deze stabiliserende mechanismen maken dat ecologisch herstel moet beginnen met een reductie van de nutriëntengehalten, maar dat mogelijke aanvullende maatregelen nodig zijn voor de reductie van de brasemstand en de terugkeer van roofvis en waterplanten.


Maatregelen
Het waterkwaliteitsbeheer gericht op een terugdringing van de fosfaatbelasting heeft de laatste jaren voor een sterke verbetering van de waterkwaliteit gezorgd. De aanpak bij de bron is allereerst noodzakelijk. Hoewel de fosfaatconcentraties en de algenbiomassa's zijn afgenomen, is de helderheid van het water slechts beperkt toegenomen. Hiervoor lijken aanvullende maatregelen van belang. Ingrepen in de biologie en de fysica van het systeem lijken steeds belangrijker.


Meer informatie is te vinden op de website van Helpdesk water

Nevengeulen

Figuur 4: Nevengeul (foto: Margriet Schoor).

Om de waterkwaliteit te verbeteren en om ruimte voor de rivier te creëren worden nevengeulen aangelegd. De effectiviteit van deze geulen is onderzocht en er is een handreiking voor de inrichting van nevengeulen geschreven.


Wat zijn nevengeulen?
Nevengeulen zijn wateren die parallel aan de hoofdgeul door de uiterwaard stromen. Aan het begin en het einde staan ze in verbinding met de rivier.


Waarom leggen we nevengeulen aan?
Rond 1900 zijn de Nederlandse rivieren ingrijpend ‘genormaliseerd'. Slingerende rivieren zijn rechtgetrokken, met honderden kribben is het water in één diepe geul gedwongen en zomerkaden houden de uiterwaarden zo lang mogelijk droog. Deze ingrepen hebben voordelen opgeleverd voor veiligheid, scheepvaart en landbouw. Voor de natuur van de rivier is echter veel verloren gegaan. In de diepe, snelstromende hoofdgeul voelen winde, rivierfonteinkruid en rivierrombout zich niet meer thuis. In nevengeulen mogen ondiepten, langzaam stromend water, sedimentatie en erosie terugkeren, waar in de hoofdgeul geen plaats meer voor is. Zo wordt het rivierengebied gevarieerder en rijker aan planten en dieren. En er is een tweede voordeel: nevengeulen geven de rivier meer ruimte voor water. Daardoor neemt de veiligheid toe. Zowel voor de Kaderrichtlijn Water als voor Ruimte voor de Rivier en Maaswerken worden langs de Rijntakken en de Maas nevengeulen aangelegd. Hoe en waar deze geulen het beste aangelegd kunnen worden is samengevat in een poster en een handreiking voor de inrichting van nevengeulen.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares