Zorgen voor waterveiligheid



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = RWS Zorgen voor waterveiligheid,

Result =

End Set VN link









Figuur 1: Strandsuppleties beschermen onze kust (foto: Tineke Dijkstra).

Waterveiligheid gaat over de bescherming van het land tegen overstromingen vanuit zee, rivieren, kanalen en grote meren en de veilige afvoer van water, ijs en sediment. Zonder waterkeringen zou een groot deel van Nederland regelmatig onder water staan. In Nederland werken we op drie niveaus aan waterveiligheid. Dat heet meerlaagsveiligheid (zie Figuur 2). De eerste laag is het verkleinen van de kans op overstromingen. Dit is in Nederland van oudsher een belangrijke pijler in de bescherming tegen overstromingen. Het aanleggen en onderhouden van sterke waterkeringen is een belangrijke maatregel in de eerste laag. Primaire waterkeringen beschermen land tegen overstromingen vanuit zee, de grote meren en de grote rivieren. Deze keringen zijn zo belangrijk dat ze moeten voldoen aan normen uit de Waterwet. Regionale waterkeringen beschermen het land tegen het binnenwater, zoals de rijkskanalen. Naast het bouwen van sterke waterkeringen is het belangrijk dat rivieren voldoende capaciteit hebben om water, sediment en ijs af te voeren.

Behalve het verkleinen van de kans op overstromingen zijn ook maatregelen mogelijk die de gevolgen van overstromingen beperken. Bijvoorbeeld door laaggelegen gebieden niet aan te wijzen voor kwetsbare gebruiksfuncties en door in gebouwen kwetsbare apparatuur niet in de kelder, maar juist op het dak te plaatsen. Dat is de tweede laag in meerlaagsveiligheid. Crisismanagement is de derde laag in meerlaagsveiligheid. Hoewel de kans klein is, zijn overstromingen nooit helemaal uit te sluiten. Bij eventuele overstromingen is het belangrijk goed voorbereid te zijn om snel en adequaat te kunnen reageren. Bijvoorbeeld door het opstellen van crisisplannen en het inrichten van een crisisorganisatie die bij een (dreigende) overstroming snel aan de slag kan. Rijkswaterstaat werkt vooral aan de eerste en derde laag van meerlaagsveiligheid. Ruimtelijk beleid, de tweede laag, is het werkterrein van provincies en gemeenten. Deze paragraaf gaat in op de rol en werkzaamheden van Rijkswaterstaat in de eerste laag.

Figuur 2: Meerlaagsveiligheid

Uitgangspunten en doelstellingen

De beleidsmatige uitgangspunten en de normen voor waterveiligheid staan in de Waterwet, de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s, het Nationaal Waterplan 2016-2021, de Beleidslijn grote rivieren, de Beleidslijn kust en de


. De Waterwet en de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s zijn toegelicht in Hoofdstuk 1 van het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021.

De Beleidslijn grote rivieren heeft als doel de beschikbare afvoeren bergingscapaciteit van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die eventuele verruiming van die capaciteit in de toekomst onmogelijk maken. Deze beleidslijn licht het beleid toe en is het afwegingskader voor vergunningverlening voor activiteiten in het rivierbed. Het kabinet is in 2015 gestart met de evaluatie van de Beleidslijn grote rivieren. In 2016 wordt besloten of herziening van deze beleidslijn nodig is.

Op basis van de 3e Kustnota heeft het kabinet gekozen voor het ‘dynamisch handhaven’ van de kustlijn. Voor bijna de hele Nederlandse kust is een basiskustlijn vastgesteld, die geldt als norm voor de te handhaven kustlijn. Deze basiskustlijn is niet vastgesteld voor de kustdelen die worden beschermd door harde waterkeringen zonder voorliggend strand en voor de grote strandvlakten zoals op de Waddeneilanden. De kustlijn voor de grote strandvlakten kan en mag fluctueren. Minimaal eens in de zes jaar stelt de minister van IenM de basiskustlijn opnieuw vast. De huidige basiskustlijn is in 2012 vastgesteld. De grenzen van het minimaal in stand te houden kustfundament zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

De Beleidslijn kust geeft het rijksbeleid weer voor het kustfundament en biedt duidelijkheid over de rolverdeling bij het beheer van de kust en over de ruimte die er is voor ontwikkelingen in de kustzone. De Beleidslijn kust is herzien en eind 2015 vastgesteld. Uitgangspunt is dat economische ontwikkelingen niet strijdig mogen zijn met de waterveiligheid en de mogelijkheden om de kust op zowel de korte als op de lange termijn te onderhouden.

Het Wettelijk Toetsinstrumentarium (WTI) is een set formele instrumenten waarmee de beheerders van waterkeringen de veiligheid van hun keringen kunnen beoordelen. Het gebruik van het WTI is verplicht. In 2017 is er een nieuw WTI, dat is gebaseerd op de nieuwe normen. De waterkeringbeheerders passen het WTI 2017 toe in de vierde toetsronde van 2017 tot 2023.

Rol en taak van Rijkswaterstaat

Waterbeheerders hebben op grond van de zorgplicht in de Waterwet de taak om de waterkeringen naar behoren te onderhouden, de wettelijk verplichte toetsing uit te voeren en zo nodig de keringen te versterken. Het Rijk heeft in samenspraak met de waterbeheerders een Kader Zorgplicht Primaire Waterkeringen opgesteld. Het Kader voor de Zorgplicht heeft het karakter van een doelvoorschrift. De beheerder is zelf verantwoordelijk voor de inrichting en de uitvoering van de activiteiten van de zorgplicht en dient daar intern toezicht op te houden. Rijkswaterstaat heeft dit vorm gegeven in het uitvoeringskader zorgplicht. De waterschappen hebben ongeveer 93 procent van de primaire waterkeringen in beheer. Rijkswaterstaat beheert de overige zeven procent. Dat zijn voornamelijk voorliggende en verbindende waterkeringen die van bovenregionaal belang zijn en het achterland beschermen. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Afsluitdijk, de stormvloedkeringen en de dammen in Zeeland. Ook beheert Rijkswaterstaat een groot aantal sluizen, dat naast een functie voor de scheepvaart, ook een waterkerende functie heeft. Rijkswaterstaat beheert in totaal 461 kilometer regionale waterkering.

Rijkswaterstaat zorgt voor voldoende afvoercapaciteit en ruimte voor waterberging. Enerzijds door rivierverruiming, anderzijds door actief beheer van de vegetatie. Ook is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de vergunningverlening voor en handhaving van activiteiten van derden in het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren wordt hiervoor als toetsingskader gebruikt.

Door jaarlijks gemiddeld 12 miljoen m3 zand te suppleren, houdt Rijkswaterstaat de kustlijn op zijn plaats. Dat borgt niet alleen de waterveiligheid, maar ook andere kustfuncties als recreatie, wonen, natuur en drinkwaterwinning. De basiskustlijn is hiervoor de referentie. Rijkswaterstaat heeft samen met andere waterbeheerders en de veiligheidsregio’s een belangrijke rol in de crisismanagement en informatievoorziening richting belanghebbenden.




Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares