Zeegras Aanplanthoogte ten opzichte van NAP

Zeegras Aanplanthoogte ten opzichte van NAP
Context Zeegras Experimenten met zeegrasherstel in de Waddenzee
Type Condition
Decompositie type IOR



De aanplanthoogte bleek van significante invloed op de overleving van zaailingen te zijn, zelfs binnen de voor groot zeegrastransplantaties veilige range van –20 tot +15 cm NAP die eerder door Van Katwijk (2000) werd aangegeven op basis van transplantatiebevindingen op het Balgzand, op Terschelling, op Schiermonnikoog en veldwaarnemingen in de Eemsmonding en in de Duitse Waddenzee. De overleving van planten die in 2002 onder NAP aangeplant waren was gering (Van Pelt en Van Katwijk 2003), terwijl in 2003 en 2004 de overleving van planten die boven NAP aangeplant waren, relatief hoog was. Het verschil in overleving tussen planten boven NAP onderling was gering en zeegrasbedekking en zaadproductie werden hier in 2003 niet door beïnvloed. In 2004 werden bij locatie B93 wél een significant hogere zeegrasbedekking en significant meer generatieve scheuten gevonden op de hoger gelegen locaties dan op de lagere locaties. De hoogste locatie (+7 cm NAP) was dus de succesvolste en tevens de meeste geschikte voor transplantatie en ontwikkeling van groot zeegras.

Eerdere transplantaties van groot zeegras op het Balgzand in 1993 lieten zien dat de planten op de hoogtes –20, –10 en 0 cm NAP gedurende het gehele seizoen overleefden. Op lagere locaties (tot –90 cm NAP) en hogere locaties(+15 cm NAP) overleefden de planten niet. Waarom de planten in de huidige studie een ondieper optimum hebben dan in 1992- 1993 is misschien een gevolg van de veranderende geomorfologie op het Balgzand. Door de voortdurende sedimentatie in dit deel van het Balgzand, komt de zone rond NAP verder uit de kust te liggen. Hierdoor wordt deze zone iets meer geëxponeerd (grotere strijklengte), omdat het afstromen van water tijdens eb vanuit de hoger gelegen gebieden langer duurt. Terwijl in 1992-1993 het gebied tijdens eb meestal volledig droogviel, bleef er in de periode 2002-2004 op vrijwel alle bemonsteringsdata een laagje afstromend water aanwezig. Dit verhoogt zowel de ondergrens van het groot zeegrasvoorkomen, als gevolg van de verhoogde expositie, als ook de bovengrens die voornamelijk bepaald wordt door uitdroging. De donorpopulatie op de Hond/Paap in de Eems die ligt tussen –20 en +23 cm NAP ontwikkelen de planten zich vooral in de hoger gelegen delen beter.

Het verdwijnen van de aanplant op een locatie is waarschijnlijk terug te voeren op de relatief geringe hoogte van –40 cm NAP van deze locatie. In het verleden verdwenen dergelijke aanplanten in de Waddenzee ook op deze hoogte. Met extra beschutting overleeft groot zeegras ook op lagere locaties, bijv. op –50 cm NAP op Terschelling. In de Duitse Waddenzee wordt zeegras ook op relatief lage locaties achter mosselbanken gevonden. Het lijkt erop dat de aanplant binnen de mosselbank op andere locatie enigszins profiteerde van de beschermende functie, aangezien de aanplant zonder bescherming op gelijke hoogte sneller verdween. Dit beschermende effect werd bevestigd door een laboratoriumstudie uitgevoerd bij het NIOO/CEME te Yerseke. Toch was het beschermende effect van de mosselbank niet voldoende om zeegras op deze locatie succesvol te herintroduceren. Ook achter de mosselbank op deze locatie bleken de planten niet in staat zich bij -50 cm NAP te handhaven.

Conclusie

Conclusie Overleving van zeegrastransplantaties was het hoogst op de hoogstgelegen aanplantlocaties bij +7,0 cm NAP. Deze hoogte lijkt momenteel de meest gunstige aanplantdiepte voor zeegras op het Balgzand te zijn.





De View-Navigation (VN) pagina's.


De links naar andere pagina's.

Onderdeel van Zeegras Aanplanten zeegras in de Waddenzee
Instantie van
Betreft


De pagina's die linken naar deze pagina.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares