Milieueffectrapportage (m.e.r.)



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result = GVZM Visie- en planvorming Grevelingen en Volkerak-Zoommeer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result = GVZM Ontwerp-MilieuEffectRapport (Ontwerp-MER) VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result = GVZM Maatschappelijke kosten- en batenanalyse VN, GVZM Projectnota waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result = GVZM Uitvoeren planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = GVZM Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Result =

End Set VN link













Na het uitbrengen van de aanvullende startnotitie is er een milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen die heeft geresulteerd in een milieueffectrapport (MER) (RWS 2012). Het MER beoordeelt de zoete en zoute alternatieven op hun vermogen om het blauwalgenprobleem op te lossen. Vervolgens zijn de effectieve alternatieven getoetst op de milieueffecten ten opzichte van een referentiesituatie. Dit zogenaamde referentiealternatief omvat de huidige beheersituatie (zonder extra maatregelen) aangevuld met de verwachte autonome ontwikkeling. Dat wil zeggen de ontwikkeling die verwacht mag worden op grond van bestaande kennis van bijvoorbeeld klimaatverandering, vastgesteld beleid en maatregelen voor het plangebied en de omgeving van het Volkerak-Zoommeer. Zowel het referentiealternatief als de overige alternatieven worden beschreven volgens een vast stramien. Een vergelijking tussen het referentiealternatief en de overige alternatieven geeft inzicht in de effecten en gevolgen van de voorgenomen maatregelen. Deze vergelijking is uitgewerkt aan de hand van de volgende tien thema’s: waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuur, landschap, landbouw, scheepvaart, beheer & onderhoud, beroepsvisserij, recreatie en wonen.

Onderzoek naar de alternatieven

Met behulp van modelberekeningen voor waterbeweging, waterkwaliteit en ecologie is de effectiviteit van de alternatieven nader onderzocht. Op basis van parameters als watertoevoer, hoeveelheid nutriënten (meststoffen), zoutgehalten, lichtinval en temperatuur zijn met deze modellen de veranderingen in de algenbloei (omvang en soorten) berekend. De effectiviteit van de alternatieven is bepaald op basis van het terugdringen van de blauwalgenbloei. Verder berekenen de modellen hoe wordt voldaan aan de voorwaarden die nodig zijn voor het ontwikkelen van een gezond watersysteem. In totaal is de effectiviteit van vier alternatieven beschouwd: het Referentiealternatief, het Alternatief Zoet, het Alternatief Zout en het Aangepaste Alternatief Zout. Voor de zoute alternatieven is hierbij vooral aandacht besteed aan de te verwachten peilvariaties, zoutgehalten, nutriëntenniveaus en zuurstofhuishouding. In het Alternatief Zoet is daarbij vooral gezocht naar de mate van doorspoelen die minimaal nodig is om de blauwalgenbloei te beperken. Voor de zoute alternatieven zijn de modellen gebruikt om de grootte van uitwisseling met de Oosterschelde te bepalen die nodig is voor de ontwikkeling van een gezond (zout)watersysteem.
Uit het onderzoek bleek dat alleen het Aangepast Alternatief Zout de blauwalgenbloei of die van ongewenste zoutwateralgen zou kunnen tegengaan (RWS 2012).

Beoordeling Aangepast Alternatief Zout

De uitwerking van het Aangepaste Alternatief Zout resulteerde in twee varianten, te weten variant P700 en variant P300. Deze varianten gaan uit van een groter doorlaatmiddel in de Philipsdam met een getijgemiddelde capaciteit van 700 respectievelijk 300 m3/s. Via dit doorlaatmiddel wordt, net als in het oorspronkelijke Alternatief Zout, water met de Oosterschelde uitgewisseld. In beide varianten wordt netto meer water ingelaten in het Volkerak, waardoor een doorstroming van zout water via de Eendracht naar het Zoommeer en vervolgens naar de Bathse Spuisluis ontstaat. De vergrote uitwisseling met de Oosterschelde zorgt tevens voor een beperkte getijbeweging van ongeveer 0,55 m bij variant P700 en 0,30 m bij variant P300.

De varianten P300 en P700 van het Aangepaste Alternatief Zout omvatten de volgende ingrepen:

  • Doorlaatmiddel Philipsdam met doorstroomoppervlak van ongeveer 685 m2 (P700) of 270 m2 (P300) en een getijgemiddelde capaciteit van respectievelijk 685 m3/s en 270 m3/s;
  • Aanpassing gemiddelde waterniveau naar NAP -0,10 m (alleen variant P300);
  • Permanent in bedrijf zijn van de schutsluizen bij Dintelsas en Benedensas;
  • Luchtbellenschermen in de schutkolken van de Volkeraksluizen, Dintelsas en Benedensas en waar mogelijk (beweegbare)drempels om de effectieve diepte van de schutkolken te verkleinen; in de Volkeraksluizen worden verder waterschermen en een zoutafvang ingezet;
  • Zoetwateraanvoer van maximaal 25 m3/s ( inclusief het schutverlies) om een zoete waterstroom in de schutkolken van de Volkeraksluizen te verkrijgen, waardoor zoutdoordringing naar het Hollandsch Diep nog verder wordt verminderd;
  • Ontmanteling van de zout-zoetscheidingssystemen in de Krammersluizen en de Bergsediepsluis;
  • Aanpassing van de Bathse Spuisluis wegens structureel spuiregime, in plaats van incidenteel.
Figuur 1: Overzicht van thema’s en beoordelingscriteria. De kleuren geven de score van de aspecten aan in de milieueffectbeoordeling. Groen staat voor een positief effect, rood voor een negatief effect en zwart voor geen of niet te bepalen effect (RWS 2012).

Voor beide varianten van het Aangepaste Alternatief Zout is een milieueffectbeoordeling uitgevoerd die is vergeleken met het Referentiealternatief. De milieueffectbeoordeling van de alternatieven is uitgevoerd op basis van de eerder genoemde thema’s en bijbehorende criteria die zijn opgenomen in de richtlijnen van het MER. De beoordeling is zowel kwalitatief en indien mogelijk en waar nodig kwantitatief uitgevoerd. De beoordeling wordt samengevat in figuur 1 (RWS 2012).

Voorkeursalternatief

De variant P300 voldoet om de gewenste verbetering van de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer te realiseren. Variant P700 levert geen extra verbetering op van de waterkwaliteit. Wel is het zo dat de variant P700 resulteert in meer intergetijdennatuur dan de variant P300. Op grond van deze effectvergelijking vormt de variant P300 de basis voor het Voorkeursalternatief. Het Meest Milieuvriendelijke Alternatief gaat uit van variant P700, in combinatie met een open verbinding naar het Grevelingenmeer. Voorwaarde hierbij is de aanwezigheid van beperkte getijdendynamiek op het Grevelingenmeer met behulp van een groter doorlaatmiddel in de Brouwersdam. Het Meest Milieuvriendelijke Alternatief in deze vorm geeft maximaal invulling aan het voornemen om de deltawateren weer onderling te verbinden, met het oog op herstel van de estuariene dynamiek in de gehele delta (RWS 2012).

Onderliggende studies

Nolte en Otter (2005) hebben een inventarisatie gemaakt van de knelpunten die verwacht worden voor de zoetwatervoorziening van de landbouw als de estuariene zoet-zoutovergangen in de Delta worden hersteld. Het grootste knelpunt is het wegvallen van het Volkerak-Zoommeer als zoetwaterbron.
Deltares heeft een kwalitatieve beschrijving met enkele getalsmatige indicaties opgesteld van de mogelijke geohydrologische gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer met beperkt getij. Deze analyse heeft de toekomstige effecten van een zout Volkerak-Zoommeer op de stijghoogteverandering in het watervoerend pakket en de kwel naar het oppervlaktewater ingeschat (Oude Essink et al. 2008).

Simulaties met gedetailleerde waterkwaliteitsmodellen geven aan dat in een zout milieu nog steeds een redelijke biomassa van mariene algen kan ontstaan als er geen begrazing is, bijvoorbeeld door mosselen (Boderie et al. (2006). Als zich na verloop van tijd mosselen in dit zoute watersysteem hebben gevestigd, dan zal de begrazing door mosselen zorgen voor chlorofylgehalten van minder dan 50 μg/l. Het zoutgehalte speelt daarbij een cruciale rol om zowel de groei van plaagalgen tegen te gaan als voor het realiseren van een stabiel milieu met een voldoende grote graasdruk om de biomassa van zoute algensoorten te beperken (Meijers et al. 2008).
Meijers et al. (2008) geven ook een beschrijving van de ecotooptypen die in een zout Volkerak-Zoommeer worden verwacht.
Voor de toegankelijkheid van de jachthavens wordt geen verandering verwacht bij een beperkt getij in het Volkerak-Zoommeer (Schrijver 2010).

Kennisleemtes

Bij het opstellen van het MER zijn een aantal leemten in kennis geconstateerd (RWS 2012):

  • De verdere ontwikkeling van de waterkwaliteit in het huidige, zoete meer als gevolg van de aanwezigheid van quaggamosselen en verminderde fosfaatnalevering uit de bodem is onzeker. Hierdoor is het onduidelijk of de huidige situatie blijvend is, verder verbetert of weer verslechtert;
  • De effecten van het Aangepaste Alternatief Zout op de biologische kwaliteitselementen in de omgeving (het studiegebied), wegens het niet beschikbaar zijn van onderzoeksgegevens;
  • De bijdrage van extra nutriëntentoevoer uit het Volkerak-Zoommeer aan de productie van schelpdieren in de Oosterschelde;
  • Het effect van de interne verzilting op het chloridegehalte van oppervlaktewater, dat wordt ingelaten in de aangrenzende poldersystemen;
  • KRW-doelen voor een zout Volkerak-Zoommeer, zoals vastgelegd in zogenaamde brondocumenten van Rijkswaterstaat;
  • Het effect van een grotere wateruitwisseling en getijdendynamiek en een hogere middenstand bij variant P700 op instandhoudingsdoelstellingen Natura2000 en Flora en faunawet;
  • Schade aan gewassen bij gebruik van beregeningswater met een te hoog zoutgehalte (zoutschade);
  • Precieze gegevens over zouttolerantie per gewas.




Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares