Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result = OS De Oosterschelde VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns
Model link = OS Erosie van platen en slikken
Result =
End Set VN link
Doordat in de Oosterschelde de erosieve processen die op de platen werken groter zijn dan de sedimentatieprocessen vindt er een nettoafbraak van platen plaats (figuur 1).
De erosie van platen en slikken wordt vooral veroorzaakt door het gecombineerde effect van opwoeling door golven en transport van de platen en slikken naar de geul door getijstroming en door wind- en golfgedreven stroming. Op de platen (delen geïsoleerd van de oever) is de getijstroming van groter belang dan op de slikken (delen langs de oevers), omdat bij hoogwater de platen (bijna) volledig onder water liggen en de getijstroming er dan overheen gaat. Voor de erosie van zowel de platen als de slikken is de golfwerking dominant (De Ronde et al. 2013).
Een detailstudie van de Galgeplaat toonde aan dat met name de zuidwestelijke wind de grootste erosie van de plaat veroorzaakt (Van der Hoeven 2006).
Door de stormvloedkering is het verschil tussen hoog- en laagwater tien tot twintig procent kleiner geworden (Smaal en Boeije 1991). Bij laagwater staat het water gemiddeld hoger en daardoor is zevenhonderd hectare (zes procent) van de platen en slikken buiten de getijdenwerking komen te liggen (Hesselink et al. 2003). Het intergetijdengebied is hierdoor meteen na de aanleg van de kering afgenomen van ruim 12.000 hectare tot 11.300 hectare. De resterende intergetijdengebieden hebben te lijden onder de zandhonger. In de periode 1986-2001 zijn hierdoor de volgende veranderingen opgetreden (Van Zanten en Adriaanse 2008):
De oppervlakte slikken en platen is tot 2001 met vijftig hectare per jaar afgenomen. De afbraak verloopt niet overal even snel (figuur 1). Platen en slikken in de onbeschutte delen van de Oosterschelde ondergaan de grootste verliezen. De afbraak is het sterkst aan de randen die op het westen of zuidwesten gericht zijn, waar de windgolven het grootst zijn, en op kleine intergetijdengebieden met een korte verplaatsing naar de geul (Van Zanten en Adriaanse 2008).
Het areaal intergetijdengebied zal naar verwachting afnemen met 9 % in 2020 en met 35 % in 2060 ten opzichte van de situatie in 2010. Het oppervlak intergetijdengebied neemt dan af van meer dan 11.200 ha in 2010 tot ongeveer 7.300 ha in 2060 (figuur 3) (Helder en Sluis 2013). Rekening houdend met een zeespiegelstijging van 20 cm per eeuw zal de oppervlakte intergetijdengebied afnemen met 60 ha per jaar (De Ronde et al. 2013).
De intergetijdengebieden verdwijnen door drie processen: de randen eroderen, de platen en slikken worden lager en de zeespiegelstijging zorgt voor de stijging van de laagwaterstand. Hierdoor ‘verdrinken’ de intergetijdengebieden langzaam. Het verdwijnen van de platen en slikken heeft effect op veiligheid en natuur in de Oosterschelde. Figuur 4 geeft het verschil in bodemhoogte van platen en slikken in de Oosterschelde in 2060 ten opzichte van 2010 weer.
Een studie naar de effecten van een zeespiegelstijging van 80 cm laat zien dat de afname van de platen door de heersende zandhongerproblematiek versterkt zal worden. Wanneer ervan uitgegaan wordt dat de platen niet kunnen meegroeien met zeespiegelstijging worden in de Oosterschelde alle geformuleerde habitatrichtlijndoelstellingen voor zowel oppervlakte als kwaliteit van de habitattypen niet behaald (Van Sluis en Kamermans 2012).