Foerageertijd



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Foerageertijd

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Foerageertijd

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Foerageertijd

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Foerageertijd

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Foerageertijd

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Foerageertijd

Result =

End Set VN link








Figuur 1: Foeragerende juveniele groenpootruiter (foto: Pim Wolf).
Figuur 2: Schematische weergave van de relatie tussen droogvalduur en voedselopname van scholeksters in zomer (boven) en winter (onder) (Geurts van Kessel 2004).

Zwarts et al. (2011) hebben veldwaarnemingen verricht in de Oosterschelde naar de verspreiding en het foerageergedrag van wadvogels bij laagwater (nazomer, winter en lente). De verspreiding van de wadvogels is doorgaans gerelateerd aan de verspreiding, de aantallen en de kans om prooien te vangen. Met afgaand tij volgen de meeste soorten steltlopers de waterlijn en passeren snel de hoger gelegen delen van het slik op weg naar de meestal rijkere voedselgebieden lager in het intergetijdengebied. Met opkomend tij zien we een omgekeerde beweging. Dit patroon resulteert in een duidelijk verschillend gebruik van diverse gebieden van hoog naar laag. Dit is ook nog eens verschillend van soort tot soort. Sommige soorten blijven de laagwaterlijn volgen, terwijl andere soorten zich op een bepaald moment meer gaan verspreiden over het gehele slik. De foerageerduur verschilt van soort tot soort en varieert tijdens het seizoen. Grote soorten foerageren doorgaans minder lang dan kleinere soorten. In de zomerperiode is de foerageertijd relatief kort en hij neemt toe in de winterperiode en voorafgaand aan de doortrek, wanneer de energiebehoefte van de vogels groot is. Vogeltellingen van juli en augustus wezen uit dat wulpen 5 uur per laagwaterperiode foerageerden en scholeksters 6 uur. In het voorjaar en de winter nam dit toe tot 7-8 uur per laagwaterperiode voor de scholekster en tot 7 uur voor de wulp. Zilverplevieren foerageren 8-9 uur in de winter, net als de bonte strandloper en de kanoet. Figuur 2 laat zien waarom een soort als de scholekster in de winter meer tijd nodig heeft om te foerageren.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares