Kweek van schelpdieren



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result = OS Draagkracht van het systeem VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Kweek van schelpdieren

Result =

End Set VN link

































Figuur 1: Filtrerende mosselen begroeid met anemonen (Foto: Jeffrey de Kwant).

Mosselkweek

Het midden en monding van de Oosterschelde zijn de belangrijkste mosselkweekgebieden. Er is over de jaren een verschuiving van het relatieve belang waar te nemen van het middengebied naar de monding. De bestanden in de noordelijke tak zijn klein en bestaan vaak hoofdzakelijk uit halfwas en zaad. In de andere gebieden worden de bestanden in termen van biomassa meestal gedomineerd door consumptiemosselen. Het bestand aan mosselen op de percelen in de Oosterschelde varieert tussen 1992 en 2009 van 17,43.106 kg tot 80,93.106 kg en bedraagt gemiddeld 46,05.106 kg (De Mesel en Wijsman 2011).

Wijsman (2007) verwacht voor commerciële oester- en mosselpercelen geen duidelijke effecten die een direct effect zijn van de zandhonger.

Effect van suppleties

De bagger- en stortwerkzaamheden die gepaard gingen met de proefsuppletie van de Galgeplaat hebben geleid tot tijdelijke en plaatselijke verhoogde concentratie aan zwevend stof in de waterkolom, hetgeen een effect kan hebben op de voedselbeschikbaarheid, en daarmee het rendement van mosselen op omringende percelen. Een studie laat echter geen negatief effect van bagger- en suppletiewerkzaamheden op de groei en ontwikkeling van de mosselen in de omgeving zien (De Mesel et al. 2009). Ook bij een suppletie in de Schelphoek is er geen duidelijke achteruitgang te zien in de groei van mosselen op de nabijgelegen percelen (Wijsman en Brummelhuis 2013).

Oesterkweek

De laatste jaren heeft de schelpdiersector in de Oosterschelde te maken met twee bedreigingen die de oogst van oesters sterk verminderen. Sinds 2010 manifesteert het oesterherpesvirus zich in de Oosterschelde. Het virus ontwikkelt zich bij een watertemperatuur tussen de 16 en 18 graden en maakt vooral slachtoffers onder jonge oesters. Daarnaast komen de Amerikaanse (Urosalpinx cinerea) en Japanse oesterboorder (Ocinebrellus inornata) meer en meer voor. Oesterboorders zijn schelpdieren die een gat in de oesterschelp maken om vervolgens de oester te prederen. Een oplossing is om de oesters te kweken met zogenaamde off-bottomtechnieken. Er zijn op verschillende plaatsen experimenten opgezet met deze nieuwe techniek. Voor deze experimenten met off-bottomtechnieken dient de gebruikelijke vergunningprocedure voor activiteiten in Natura 2000-gebieden te worden doorlopen. Een onderdeel van die procedure is het opstellen van een passende beoordeling. Voor drie locaties laat de passende beoordeling zien dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten van de experimenten (Kamermans 2016), (Kamermans 2017), (Kamermans 2017).

Mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s)

In oktober 2008 is een convenant gesloten tussen het ministerie van LNV (thans EZ), de mosselsector, de Vogelbescherming, de Waddenvereniging, Stichting Wad en Natuurmonumenten. In het kader van het duurzaam beheer van de Nederlandse kustwateren is besloten tot de transitie van bodemberoerende mosselzaadvisserij naar het gebruik van mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s). Daarbij wordt substraat in het water gehangen, waarop mosselzaad zich kan vestigen dat vervolgens wordt gebruikt als grondstof voor de bodemkweek. Vanaf 2008 is het aantal MZI’s in de Oosterschelde, Voordelta en Waddenzee stapsgewijs uitgebreid. In 2016 is er een monitoring uitgevoerd om mogelijke effecten van de opschaling van MZI’s in de westelijke Waddenzee en de Oosterschelde op de draagkracht voor schelpdieren zichtbaar te maken. Hiertoe is de ontwikkeling van de bestanden aan schelpdieren (wild en kweek) in de tijd gevolgd. Door het gebruik van MZI’s wordt de overleving van mosselzaad vergroot, waardoor meer mosselen in het ecosysteem aanwezig zijn. Het aandeel van MZI-mosselen in het totale bestand aan filtrerende soorten in 2016 is in de westelijke Waddenzee 4,0 % (17 miljoen kg) en 1,4 % in de Oosterschelde (1 miljoen kg). Het vleesgehalte van mosselen en de groei van kokkels in de Oosterschelde fluctueert in ruimte en tijd, maar laat geen lagere waarden dan gemiddeld zien in de laatste jaren (Kamermans en Van Asch 2018).

De uitbreiding van het aantal MZI’s heeft tot een groot aantal onderzoeken geleid, waarvan er een aantal in de onderstaande tabel zijn opgenomen.

Tabel 1: Overzicht van enkele onderzoeksrapporten over mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s).
Auteurs Titel Jaar
Kamermans en Smaal Evaluatie van de mosselzaadinvang (MZI) proefperiode 2008 2009
Wiersinga et al. Passende Beoordeling voor Mosselzaadinvang (MZI) in Nederlandse kustwateren 2009
De Mesel et al. Passende Beoordeling MZI’s op Percelen 2009
Poeleman en Kamermans Inventarisatie MZI oogst 2009 2010
Smaal en Hartog Passende Beoordeling Start MZI’s per 1 maart 2010
Smaal en Van den Brink Passende Beoordeling voor Mosselzaadinvang (MZI) in de Nederlandse kustwateren voor de periode 2012 ‐ 2013 2011
Wijsman en Kamermans Effecten uitbreiding drie MZI locaties in Oosterschelde en Waddenzee op draagkracht 2012
Haan en Burggraaf Onderzoek naar de effecten van de aanleg van een 20 m-paalanker voor Mosselzaad Invang Installaties (MZI’s) op zeezoogdieren 2012
Wijsman Effecten MZI locatie Neeltje Jans op nabijgelegen mosselpercelen 2013
Kamermans et al. MZI-mosselgewicht als indicator van voedselomstandigheden 2014
Hartog et al. Eerste inschatting van vrijkomen van plastics als gevolg van slijtage van Mosselzaad-Invangsystemen (MZI’s) 2014

Schelpdiertransport

Het verplaatsen van schelpdieren vanuit de Zuidwestelijke Delta naar de Waddenzee, het zogenaamde zuid-noordtransport, is wettelijk niet toegestaan. Met het verplaatsen van schelpdieren bestaat namelijk de kans dat er onbedoeld organismen worden geïntroduceerd in de Waddenzee. Om het risico van onbedoelde verspreiding te inventariseren zijn in 2009 verschillende mosselpopulaties (bodemcultuur, hangcultuur en MZI’s) in de Oosterschelde en Voordelta bemonsterd en geanalyseerd op geassocieerde flora en fauna. In totaal zijn er 120 soorten aangetroffen in de 29 geanalyseerde monsters. Vijftien van deze soorten zijn gekenmerkt als exoot (Wijsman et al. 2010). Een eerdere studie berekende dat ruim 10 procent van de met mosselen in de Oosterschelde geassocieerde soorten exoot is. Bovendien bleek uit deze studie dat het toegestane transport van schelpdieren vanuit de Deense en Duitse Waddenzee naar het Nederlandse deel van de Waddenzee in potentie 46 soorten exoten kan introduceren in de Nederlandse Waddenzee (Wijsman en De Wesel 2009).

Een studie naar transport van mosselen vanuit het Ilsefjord en Limfjord in Denemarken naar de Oosterschelde concludeert dat het risico dat er exoten worden geïntroduceerd laag is (Wijsman en De Wesel 2008). Wijsman en Van den Ende (2015) presenteren een overzicht van de verplaatsingen van schelpdieren en tarra die te maken hebben met de oesterkweek in het Grevelingenmeer en de Oosterschelde en de risico’s op verspreiding van invasieve exoten die daarmee geassocieerd zijn.

Tetrodotoxine (TTX)

Tetrodotoxine (TTX) is een neurotoxine die wereldwijd in de natuur voorkomt. Het is een van de meest voorkomende gifstoffen die dieren aanmaken om zich te verdedigen. In bepaalde vissen (zoals de kogelvis), in bepaalde amfibieën en reptielen (bepaalde padden) wordt zij aangetroffen. In 2016 is de Kom evenals de noordelijke tak van de Oosterschelde tijdelijk gesloten geweest voor schelpdierproductie en als verwatergebied vanwege de vondst van TTX in schelpdieren. De oorzaak van het voorkomen van TTX in de Oosterschelde is niet bekend. Mogelijke oorzaken zijn te vinden in Vibrio en andere bacteriën, eventueel in symbiose met andere vectoren. Van de bekende TTX-producenten uit de literatuur komt alleen de snoerworm Cephalothrix simula in de Oosterschelde voor. De exemplaren van Cephalothrix simula zijn op de bodem aangetroffen in dichte populaties van schelpkokerwormen en spinragwormen, die mogelijk als voedsel voor deze soort dienen. Poelman et al. (2016) hebben een inventarisatie gemaakt van de mogelijke beheersmaatregelen en monitoring om een veilige schelpdierproductie te garanderen. Verder is er ook een experiment uitgevoerd dat aantoonde dat het water dat gebruikt werd om de mosselen op de wal in bakken te verwateren veilig was (Wijsman en Poelman 2016).



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares