Ontwikkeling van het benthos



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Ontwikkeling van het benthos

Result =

End Set VN link

































Figuur 1: Wadpierhoopje op het slik (Foto: Tom Ysebaert).

Het kokkelbestand in de Oosterschelde

De kokkel (Cerastoderma edule) is een van de meest voorkomende schelpdiersoorten in de Nederlandse kustwateren. Kokkels leven ingegraven in het sediment en vormen een belangrijke voedselbron voor doortrekkende en overwinterende vogels (bijv. scholekster) en een gezond kokkelbestand is van belang voor de kokkelvisserij.
Figuur 2 toont de ontwikkeling van de kokkelbiomassa in de Oosterschelde van 1990 tot en met 2017 (Troost et al. 2017). In de Oosterschelde zijn een aantal gebieden gesloten voor schelpdier- en/of bodem beroerende visserij. Mechanische kokkelvisserij is op voorwaarden toegestaan. Er mag pas worden gevist wanneer het kokkelbestand hoger is dan een totale hoeveelheid van 150 kg kokkelvlees per scholekster. De precieze grens wordt bepaald door het aantal scholeksters. Het westelijk deel van de Roggenplaat en de Noordelijke tak zijn afgesloten voor schelpdiervisserij sinds 1993, met als doel de ontwikkeling van stabiele kokkel- en mosselbanken en zeegrasvelden toe te laten. Een evaluatie van de effectiviteit van de sluiting laat zien dat er sterke schommelingen in de schelpdierdichtheid worden gevonden. Deze worden voornamelijk veroorzaakt door jaarlijkse variaties in het succes van de kokkelbroedval. Het kokkelbroed is over het algemeen niet in staat zich te vestigen en is het jaar nadien verdwenen. Er is dan ook geen sprake van de opbouw van meerjarige kokkelbanken en het lijkt er niet op dat de sluiting voor visserij tot wezenlijke verschillen in de bodemdiergemeenschap heeft geleid (De Mesel et al. 2009), (Escaravage 2007), (Wijnhoven en Escaravage 2008).

In 2010 werd op de Slikken van Dortsman een grote sterfte aan kokkels geconstateerd. Onderzoek wees uit dat de sterfte waarschijnlijk te wijten was aan de combinatie infectie van parasieten, droogvalduur, temperatuur en het paaien van de schelpdieren (Van den Brink et al. 2010).

Figuur 2: De kokkelbiomassa (miljoen kg versgewicht) bij de voorjaarsbemonstering in de Oosterschelde in de periode 1990-2017, onderverdeeld in jaarklassen eenjarig (inclusief incidenteel aangetroffen broed = 0-jarig), tweejarig en meerjarig) (Troost et al. 2017).

Invloed van de zandhonger

Om na te gaan in hoeverre en in welke mate de verkorting van de droogvalduur invloed heeft op het kokkelbestand is een habitatmodel ontwikkeld. Met dit model wordt een schatting gemaakt van de ontwikkeling van het potentiële kokkelbestand in de Oosterschelde in relatie tot de droogvalduur (Kater et al. 2004). Figuur 3 toont de schattingen door het model voor de jaren 1985, 1994, 2001 en 2010 als blauwe stippen en de werkelijke kokkelbestanden, zoals die vanuit diverse meetcampagnes in het veld berekend zijn. De werkelijke kokkelbestanden hebben niet alleen te maken met de invloed van de afnemende droogvalduur, maar zij variëren ook door bijvoorbeeld strenge winters en de kokkelvisserij. De figuur laat zien dat de door het model berekende afname van het potentiële gemiddelde kokkelbestand tussen 1985 en 2010 ongeveer 30% bedraagt, wat neerkomt op ongeveer 1 à 2 % per jaar (Geurts van Kessel et al. 2003). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de uitkomsten indicatief zijn, omdat het model niet gevalideerd kon worden (Geurts van Kessel 2004).

Wijsman (2007) voorspelt met het habitatmodel dat het potentiële kokkelbestand in de Oosterschelde zal afnemen van 31 miljoen kg versgewicht in 2001 naar respectievelijk 24, 20 en 17 miljoen kg in 2015, 2030 en 2045, een grote onzekerheid in de modelvoorspellingen voor totale biomassa. In de veldmetingen van kokkelbestanden in de Oosterschelde is de door het model voorspelde afname in kokkelbiomassa nog niet te zien en is het areaal geschikt habitat (slikken en platen in het litoraal) (nog) niet beperkend voor de kokkels.

Een ander model dat is ontwikkeld om de ontwikkeling van de kokkels in de Oosterschelde te voorspellen is het Dynamic Energy Budget (DEB) model (Wijsman et al. 2009).

Figuur 3: Geschatte totale kokkelbestand Oosterschelde op basis van een kokkelhabitatmodel (blauwe stippen) en het jaarlijkse kokkelbestand volgens diverse meetcampagnes. Beide reeksen tonen de situatie in de maand mei (Geurts van Kessel 2004).

Relatie kokkel en Japanse oester

Figuur 4: Relatie tussen droogvalduur en kans dat Japanse oester en kokkel voorkomen (Geurts van Kessel 2004).

Kokkels gedijen het beste bij een droogvalduur van 40-60%; de Japanse oester doet het juist goed in de lagere delen met de korte droogvalduur van rond 20% van de tijd (figuur 4). Omdat de oppervlakte laaggelegen gebied met een korte droogvalduur door de zandhonger toeneemt ten koste van de hoger gelegen delen met een langere droogvalduur, verandert het intergetijdengebied ten gunste van de Japanse oester en ten koste van de kokkel (Geurts van Kessel 2004).



Benthosmetingen

Jaarlijks wordt het bestand aan kokkels in de Waddenzee en Deltawateren Oosterschelde en de Westerschelde geïnventariseerd ten behoeve van de kokkelvisserij. Deze inventarisatie vind plaats door Wageningen Marine Research (WMR) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). De resultaten worden weergegeven op een interactieve website de Schelpdiermonitor.

De volgende rapportages bevatten de kokkelbestandsmetingen van de jaren: 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017.

In het kader van Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL) wordt er regelmatig een macrozoöbenthosmonitoring van de Oosterschelde en Westerschelde uitgevoerd. De monitoring wordt uitgevoerd door het NIOZ in opdracht van Rijkswaterstaat. Hier zijn opgenomen de rapportages van de jaren: 2010, 2011, 2012.

Sinds 1993 wordt een groot deel van de Nederlandse kustwater intensief gemonitord. Jaarlijks vinden er inventarisaties plaats waarin met verschillende monstertuigen het bodemleven wordt geïnventariseerd. Ze zijn bedoeld om bestandschattingen te maken van enkele commerciële schelpdiersoorten. Alle bijvangsten in deze inventarisaties worden geteld, vaak gewogen en geregistreerd. De Mesel et al. (2011) geven een overzicht van de beschikbare data en voorbeelden van de verspreiding en bestandsontwikkeling van enkele macrofaunasoorten van de Nederlandse kust.

Smol et al. (1994) geven een overzicht van de meiofauna (kleiner dan 1 mm) gemeten over de gehele Oosterschelde. Zij verwachten dat het meiofaunabestand zal wijzigen door de veranderende hydrologische omstandigeheden. Met name de diversiteit in soorten zal afnemen.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares