De eerste jaren na de totstandkoming van de Oosterscheldewerken bleef de primaire productie van het fytoplankton ongeveer gelijk aan die van de situatie ervoor (Smaal en Boeije 1991). . De aanvoer van nutriënten was weliswaar minder geworden, maar het water was door de lagere stroomsnelheden helderder geworden en dankzij het grotere doorzicht (betere lichtdoordringing in de waterkolom) en de snelle turnover (opnieuw beschikbaar komen van voedingsstoffen door afbraak) bleef de totale primaire productie op hetzelfde peil. Ook het eerste Oosterscheldebekkenrapport (Van Berchum en Wattel, 1997) liet zien dat de primaire productie op peil was gebleven.
Wetsteyn et al. (2003) concluderen dat de primaire productie rond 2000 is afgenomen ten opzichte van begin jaren negentig. De afname van de primaire productie wordt niet veroorzaakt door een afname van beschikbare nutriënten, maar door een verminderd doorzicht.
Grootte fytoplankton
Figuur 2: Verhouding fytoplankton ≤20 μm tot fytoplankton ≥20 μm (in getransformeerde aantallen) op de vier Oosterscheldelocaties (Geurts van Kessel et al. 2003).
De grootteverdeling van het fytoplankton is gedurende de jaren ’90 gewijzigd, er komen verhoudingsgewijs steeds meer kleine (≤20 μm) fytoplanktonsoorten voor in de Oosterschelde. Er is een verschil tussen de ontwikkeling van diatomeeën en dinoflagelaten, waar vooral een afname van grotere soorten geconstateerd is, en van de overige fytoplanktonsoorten waar vooral sprake is van een toename van kleine fytoplanktonsoorten (figuur 2) (Geurts van Kessel et al. 2003). Er zijn aanwijzingen dat de Japanse oester met zijn enorme filtratiecapaciteit wel eens verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de geconstateerde verandering van de fytoplanktonsoortensamenstelling in de Oosterschelde (Geurts van Kessel 2004).
Referenties
- De Oosterschelde, van estuarium naar zeearm, Bekkenrapportage 1991-1996, Berchem, A. van en G. Wattel, RIKZ, 1997.
- Verlopend tij, Oosterschelde, een veranderend natuurmonument, Geurts van Kessel, A., RIKZ, december 2004.
- Veranderende draagkracht van de Oosterschelde voor kokkels, Geurts van Kessel, B. Kater en T. Prins, RIKZ/RIVO, november 2003.
- Veilig getij, de effecten van de waterbouwkundige werken op het getijdemilieu van de Oosterschelde deel 2, Smaal, A. en R. Boeije, Rijkswaterstaat Dienst Getijdewateren, 1991.
- Veilig getij, de effecten van de waterbouwkundige werken op het getijdemilieu van de Oosterschelde deel 1, Smaal, A. en R. Boeije, Rijkswaterstaat Dienst Getijdewateren, 1991.
- Verkenning draagkracht Oosterschelde, Onderzoek naar veranderingen en trends in de Oosterschelde in de periode 1990 t/m 2000, Wetsteyn, L., R. Duin, J. Kromkamp, L. Latuhihin, J. Peene, A. Pouwer en T. Prins, RIKZ, NIOO, november 2003.
Zie ook
- Verlopend tij, Oosterschelde, een veranderend natuurmonument
- Veranderende draagkracht van de Oosterschelde voor kokkels
- Verkenning draagkracht Oosterschelde, Onderzoek naar veranderingen en trends in de Oosterschelde in de periode 1990 t/m 2000
- Waterkwaliteit en ecologie Veerse Meer: het tij is gekeerd, Eerste evaluatie van de veranderingen na de ingebruikname van de 'Katse Heule' op basis van waarnemingen juni 2004- juni 2006
- De voedselsituatie voor kokkels in de Oosterschelde
- De Oosterschelde, van estuarium naar zeearm, Bekkenrapportage 1991-1996
- Ecologisch onderzoek Getij Grevelingen
- Veerse Meer aan de Oosterschelde, Toestand ecosysteem Veerse Meer vóór ingebruikname doorlaatmiddel
- Veilig getij, de effecten van de waterbouwkundige werken op het getijdemilieu van de Oosterschelde deel 1
- Veilig getij, de effecten van de waterbouwkundige werken op het getijdemilieu van de Oosterschelde deel 2
