Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result = WS De Westerschelde VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result = WS Ontwikkelingen in het Schelde-estuarium VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns
Model link = WS Ontwikkeling benthos
Result =
End Set VN link
De Zeeschelde had tot het begin van deze eeuw een beperkte en soortenarme bodemdierpopulatie, omdat er onvoldoende zuurstof was. Toen het zuurstofgehalte toenam door afvalwaterzuivering, profiteerden de wormen (Oligochaeta) als eerste van de grote voedselvoorraad in het nog steeds vervuilde water. Deze bodemdieren kunnen met heel weinig zuurstof toe. Daarna verbeterde de waterkwaliteit verder en ging het zuurstofgehalte omhoog. Ook de predatie nam toe. Door de verbeterde waterkwaliteit kwamen er meer vogels, vissen en kreeftachtigen die op de bodemdieren op intergetijdengebieden en in geulen foerageren. Dat verlaagde de biomassa van bodemdieren weer na 2005. Sinds 2010 is de biomassa vrij laag, maar stabiel. Het aantal soorten is eveneens klein, wat normaal is in een zone met een zoet-zoutgradiënt. Ook de hoge stroomsnelheden in de Zeeschelde maken het gebied voor minder soorten geschikt. Uit veldonderzoek blijkt dat steurgarnalen of juveniele grondels waarschijnlijk belangrijke predatoren van bodemdieren zijn geworden.
In de Westerschelde is de diversiteit van de bodemdieren goed. De totale biomassa is stabiel, maar wel vrij klein. De biomassa van de afzonderlijke bodemdieren laat een wisselend beeld zien dat niet gemakkelijk te verklaren is. Wel is duidelijk dat de samenstelling aan het veranderen is, vooral van de schelpdieren. De biomassa van bodemdieren die hun voedsel uit het water filteren (zoals de kokkel) neemt af, terwijl de biomassa toeneemt van schelpdieren die zich ook met een sifon voeden (nonnetje, platte slijkgaper).
Figuur 2 laat zien dat de biomassa van kokkels sterk wisselt, maar dat er over het geheel genomen een forse afname is. Er zijn twee verklaringen voor de afgenomen biomassa: er was weinig broedval van kokkels door warme winters en de voedselconcurrentie door de Japanse oester neemt toe. De tweede verklaring lijkt bij nader inzien minder logisch, omdat er maar heel weinig Japanse oesters in de Westerschelde zijn (veel minder dan in de Oosterschelde). Een aanvullende verklaring is dat er minder voedsel voor kokkels (en andere filteraars) is, doordat de primaire productie in de Westerschelde de afgelopen jaren sterk is afgenomen (gehalveerd). De sterke afname van de primaire productie is op een beperkt aantal metingen gebaseerd. Het is niet bekend of dit een significante trend is en of de afname samenhangt met een toename van de troebelheid. Uit de verspreiding van kokkels in de afgelopen jaren blijkt dat deze soort nu alleen nog voorkomt in een beperkt aantal gebieden (mogelijk de beste locaties), terwijl ze vroeger veel breder verspreid over de platen voorkwamen. Het lijkt niet aannemelijk dat de achteruitgang van kokkels te maken heeft met vervuiling of temperatuur: het water is op dit moment veel schoner dan eind vorige eeuw en bevat ook meer zuurstof. Kokkels in de Westerschelde lijken minder lang te leven dan kokkels in de Oosterschelde en de Waddenzee. Er vestigen zich wel jonge dieren, maar slechts een klein deel blijft langer dan twee jaar in leven (zie Figuur 2).