Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result = WS De Westerschelde VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result = WS Ontwikkelingen in het Schelde-estuarium VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns
Model link = WS Ontwikkeling vogelpopulatie
Result =
End Set VN link
Met de vogelstand gaat het niet goed. Het aantal overwinteraars is in de periode 2005-2015 afgenomen in zowel de Zeeschelde als de Westerschelde. In de Zeeschelde betreft dit vooral eenden, in de Westerschelde vooral steltlopers. In de Westerschelde hebben ook de kustbroedvogels het zwaar. Een aantal soorten in de Westerschelde vertoont al een neergaande trend sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw.
In de Zeeschelde is vooral het aantal overwinterende eenden afgenomen, zoals de wintertaling, bergeend en pijlstaart. Het aantal wintertalingen nam aan het begin van deze eeuw juist toe, omdat er door de wormenexplosie heel veel voedsel beschikbaar was (zie deze pagina). De wormenpiek is inmiddels voorbij – een teken van verbeterde waterkwaliteit - en het ecosysteem is complexer geworden. Er zijn andere bodemdieren bij gekomen, maar ook meer vissen en garnalen die op bodemdieren foerageren (met name de steurgarnaal). Waarschijnlijk is daardoor minder voedsel beschikbaar voor eenden en nemen deze in aantal af. Het aantal overwinterende eenden ontwikkelt zich in de Zeeschelde relatief slechter dan in de Westerschelde en ook slechter dan in de overige deltawateren en vergelijkbare gebieden in Nederland en West-Europa. Dat wijst erop dat de afname van de eenden in Zeeschelde eerder te wijten is aan systeemeigen kenmerken dan aan regionale of internationale trends. Er zijn geen indicaties dat de aantallen zeer sterk toenamen in andere gebieden.
In de Westerschelde blijven visetende overwinteraars stabiel. De overwinteraars die van planten of
bodemdieren leven, nemen in aantal af. Ook kustbroedvogels hebben het zwaar, zoals bontbekplevier, kluut, strandplevier en visdief. De vraag is of de negatieve trends door ongunstige omstandigheden in de Westerschelde komen of door ontwikkelingen buiten het estuarium, zoals klimaatverandering, strenge winters of gebeurtenissen elders in de trekroutes. Om hier inzicht in te krijgen, is de trend van de overwinteraars en broedvogels in de Westerschelde vergeleken met de trend in de andere deltawateren (zie Figuur 2). Hieruit blijkt dat de meeste vogels het in de Westerschelde slechter doen dan in andere deltawateren, met name de omnivoren (hiertoe behoort 80 procent van de vogels in de Westerschelde). Dat wijst erop dat de oorzaak voor de afname van deze soorten in ieder geval ten dele in de Westerschelde ligt.