Zeegras Bepalen lichtbeschikbaarheid | |
---|---|
Context | Zeegras Restauratie en conservering van zeegras |
Decompositie type | IOR |
Activity
De dieptedistributie van robuust groot zeegras uit de jaren 30 is onderzocht aan de hand van de dieptekaart uit 1930. De totale oppervlakte van de zeegrasvelden in de westelijke Waddenzee bedroeg ± 10778 ha. Inclusief de velden buiten de dieptekaart was de totale oppervlakte ± 11900 ha. 90 procent van de zeegrasbedden kwam voor bij een diepte tussen 0,5 m en 2,4 m onder NAP. Dit komt overeen met respectievelijk 0,2 m boven en 1,8 m onder gemiddeld laagwater. Ruim 86% van de velden viel nooit droog. De gemiddelde diepte van de velden lag op 1,1 m onder NAP oftewel 0,5 m onder gemiddeld laagwater. Op basis van verschillende literatuurbronnen en -data wordt geconcludeerd dat de minimum hoeveelheid benodigd licht ongeveer 15% bedraagt van het licht aan het wateroppervlak (Tabel 1). Rekening houdend met deze tolerantiegrens en aangenomen dat 5% van de populatie aan beide zijden van de dieptegrens niet stabiel is geweest (de ‘middelste’ 90% (0,5 – 2,4 m) wordt als stabiel beschouwd), is de extinctiecoëfficiënt in de zeegrasvelden 0,8 m-1 geweest (kolonisatiediepte 2,4 m). Figuur 3 laat zien wat de kolonisatiemogelijkheden waren in de jaren 1930, gebaseerd op de diepte, droogvalduur, en een extinctiecoëfficiënt van 0.8 m-1. Ruim 46% van de totale oppervlakte was geschikt. 12% van de voor kolonisatie geschikte gebieden was ook daadwerkelijk begroeid.
Locatie | Getij (ja/nee) | Extinctiecoëfficiënt (m-1) | Maximum kolonisatiediepte (m) | % oppervlaktelicht (transmissie) |
---|---|---|---|---|
Grevelingenmeer | nee | 0.5 | 4.1 | 15.8 |
Deense Estuaria | nee | 0.47 | 4 | 15.3 |
Roscoff | ja | 0.49 | 4 | 14.1 |
Literatuur | nee | 1.5 | 0.8 – 1.3 | 11 – 25 |
beide | - | - | 15.6 | |
ja | - | - | 19.8 |
Van der Heide et al. (2006). vonden geen duidelijke ruimtelijke trend tussen de extinctiecoëfficiënt en de verschillende meetlocaties. Tussen de diepte en de extinctie bestond echter wél een goed verband (Figuur 4 A en B). De relatie tussen uitdoving en diepte kan worden beschreven met een Michaelis-Menten vergelijking: k = a.hD/(hD+D) waarbij k de extinctie (m-1) is, a de extinctie bij NAP (m-1), hD de halfwaarde (m) en D de diepte. Combinatie van de tolerantiegrens (15% licht), de gevonden Michaelis-Mentenvergelijkingen en de wet van Lambert-Beer (zie ook Van der Heide et al. (2006). voor achterliggende berekeningsmethode) geeft een maximum kolonisatiediepte van 0,2 m onder NAP voor Figuur 4A en B. De meest gunstige laagwaterstand bedraagt echter al ruim 0,7 m onder NAP (Figuur 5). Het zeegras kan op basis van de uitdrogingsgrens slechts koloniseren tot 0,2 m boven de laagwaterstand. Uit de resultaten moet dus worden opgemaakt dat er op basis van getij, diepte en troebelheid momenteel geen ontwikkeling van robuust groot zeegras mogelijk is in de Nederlandse Waddenzee.
.
De View-Navigation (VN) pagina's.
De links naar andere pagina's.
Produceert | |
---|---|
Consumeeert | |
Onderdeel van | Zeegras Sublitoraal groot zeegras |
Instantie van | |
Betreft |
Connectie.
Connectie type | seq |
---|---|
Connecteert naar | Zeegras Bepalen zoutgehalte |
Conditie | |
Opmerkingen |
De pagina's die linken naar deze pagina.
Dit element heeft geen subelementen. Naar dit element wordt niet geconnecteerd.