Zeegras Bodem

Zeegras Bodem
Context Zeegras Ecologie van zeegras
Type Condition
Decompositie type IOR



In Nederland komen Zostera noltii en Zostera marina voor op wat fijnzandiger en slibhoudender bodems met een verhoogd organisch stofgehalte vergeleken met de naaste omgeving. Het is echter niet duidelijk of er sprake is van eerst een slibrijke, etc. bodem waarin zich Zostera sp vestigt of dat er eerst vestiging plaatsvindt waarna er sedimentatie van fijn materiaal optreedt door het rustiger milieu. In een experiment bleek dat in opstellingen met zeegrassen sneller zwevend slib uit het water verdween dan in opstelling zonder zeegras. Dit geeft aan, dat er in ieder geval sprake is van versterkte sedimentatie zodra er op een plaats zeegras aanwezig is. Voor het Terschellingse wad (Waddenzee) werd voor Zostera noltii gevonden dat in het veld met de hogere bedekking het lutumgehalte (<2μ) 5.5% is en het kleigehalte (2-50 μ) 9.3%tegen in de naaste omgeving 0,9 - 1,5% resp. 3,5 - 5,6%. In een onderzoek in de Oosterschelde werden geen significante verschillen in lutumgehalten en korrelgrootten tussen bestanden van resp. Zostera marina en Zostera noltii gevonden, maar de waarden voor kale delen in de naaste omgeving ontbraken in dit onderzoek. Uit veldwaarnemingen is echter bekend dat de bodems buiten een zeegrasveld als regel veel zandiger waren dan de slibrijkere bodems binnen de zeegrasvelden. De slibwaarden (<16μ) waren gem 6% (2 - 10%) en een mediane korrelgrootte van 125μm (105 - 150μ). Tabel 1 geeft een aantal cijfers over de sedimentsamenstelling in gebieden zonder en met Zostera noltii en Zostera marina, zoals deze door de Jong (pers. med.) zijn bepaald tijdens een onderzoek in de Oosterschelde in 1985. Uit deze cijfers blijkt een grotere bedekking te correleren met een toename van slib- en organische stofgehalte en met een afname van mediane korrelgrootte en bulkdensity (de Jong en de Jonge, 1989).

Philipart en Dijkema (1994) vonden voor de Waddenzee een positieve relatie tussen het voorkomen van klein zeegras (Zostera noltii) en het kleigehalte van de bodem.

Een sterke aanwijzing dat sedimentatie van fijn organisch en anorganisch materiaal door toedoen van het zeegras zelf belangrijk is voor de verhoogde slib- en organischestofgehaltes is gevonden in de Oosterschelde in 1987: als gevolg van drie achtereenvolgende zeer strenge winters was op diverse plaatsen in de Oosterschelde het aanwezige groot en klein zeegras afgestorven. Het voorheen in deze zeegrasvelden aanwezige slibpakket (van vaak 10 cm en meer) was in 1987 verdwenen, waardoor de oorspronkelijke zandbodem resteerde (mond. med. Dick de Jong).

.
Tabel: 1: Gemiddelde waarden van een aantal bodemkenmerken voor Zostera marina en Zostera noltii in de Oosterschelde (in 1985) (de Jong en de Jonge, 1989)
Zostera noltii bedekkingsklasse (%) 0 0-1% >1%
bulkdensity (g/cm3) 1,5 ± 0,1 1,5 ± 0,0 1,4 ± 0,1
mediane korrelgrootte (μ) 180 ± 20 160 ± 20 140 ± 20
organisch stofgehalte (%) 1,3 ± 1,8 1,4 ± 0,4 2,2 ± 0,9
slibgehalte (%) 2,0 ± 3,1 3,3 ± 2,2 8,1 ± 5,3
Zostera marina bedekkingsklasse (%) 0 0-1% >1%
bulkdensity (g/cm3) 1,5 ± 0,1 1,4 ± 0,2 1,3 ± 0,3
mediane korrelgrootte (μ) 170 ± 20 160 ± 20 140 ± 20
organisch stofgehalte (%) 1,2 ± 0,7 2,5 ± 3,9 2,3 ± 1,3
slibgehalte (%) 2,3 ± 3,1 4,1 ± 4,0 6,5 ± 5,8

Redox-potentiaal

Van der Heide et al. (2009) hebben een onderzoek uitgevoerd naar dertig variabelen die de aan- of afwezigheid van zeegras bepalen op 84 locaties van (voormalige) groeiplaatsen van Zostera marina en Zostera noltii verspreid over West-Europa. Daaruit kwam naar voren dat voor Zostera marina met behulp van een logistisch regressiemodel de redoxpotentiaal van bodemwater (poriënwater) en de troebelheid van het water (extinctiecoëfficiënt) voor 77% van de waarnemingen de aan- of afwezigheid correct bleek te verklaren. Voor Zostera noltii bleek de locatie ten opzichte van het getij (intertidaal of subtidaal) en de redoxpotentiaal van de bodem de aanwezigheid te verklaren met een nauwkeurigheid van 86%. Hieruit blijkt dat ook de redox-potentiaal van het poriënwater een belangrijke parameter is die de aanwezigheid van beide zeegrassoorten. De redox-potentiaal hangt nauw samen met de gehaltes organische stof en slib.




De View-Navigation (VN) pagina's.


De links naar andere pagina's.

Onderdeel van Zeegras Algemene ecologie van zeegrassen
Instantie van
Betreft


De pagina's die linken naar deze pagina.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares