Context VN set links: model = BU Kweekproces oesterbodemcultuur
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = BU Kweekproces oesterbodemcultuur
Result =
End Set VN link
In Nederland worden twee soorten oesters gekweekt: de inheems platte oester (Ostrea edulis) en sinds 1964, de uitheemse Japanse Oester (Crassostrea gigas, nu veranderd van naam in Magallana gigas). De laatste oestersoort wordt ook wel ‘creuse’ genoemd (figuur 1).
Oesters worden met name gekweekt op bodempercelen in Grevelingen en Oosterschelde (figuur 3).
Het uitgangsmateriaal van jonge oesters (zaaigoed) komt traditioneel van zogenaamde collecteurs waarop de oesterlarven zich hechten. Vroeger werden hiervoor , bijvoorbeeld met kalk ingesmeerde dakpannen gebruikt (figuur 4).
Tegenwoordig worden vooral mosselschelpen gebruikt die een bijproduct zijn van de mosselconservenindustrie. Deze schelpen zijn gekookt en daardoor poreus, zodat ze gemakkelijk afgebroken worden. In toenemende mate wordt voor het invangen van broed zogenaamde OBI’s (oesterbroedinvanginstallaties) ingezet. Dat zijn bijvoorbeeld flexibele hoedjes (coupels) waar de kleine oesterschelpen eenvoudig vanaf te halen zijn (figuur 5).
Daarnaast wordt meer en meer gebruikt gemaakt van oesterbroed uit de hatchery als uitgangsmateriaal. In Frankrijk en Ierland wordt voor de outgrow van oesters in zakken op tafels gebruik gemaakt van triploïde steriele oesters uit de hatcheries.
De bodemkweek van oesters staat onder toenemende druk (Smaal et al. 2016). Met name door het oesterherpes virus en de oesterboorder. Het oesterherpesvirus (‘Ostreid herpesvirus 1; OsHV-1') wordt vanaf 2010 in Nederlandse kweekgebieden aangetroffen en geeft hoge sterfte onder Japanse oesters (‘creuses’). Sterfte als gevolg van oesterherpesvirus kan oplopen tot 90% (leeftijdsklasse oesters 0 tot 18 maanden). Het virus wordt actief bij een watertemperatuur vanaf 16 à 17 graden — dus voornamelijk in de zomermaanden - en is alleen actief op creuses en niet op de platte oesters. De huidige beperkte voorraad oesters op met name de Oosterscheldepercelen wordt tevens dagelijks bedreigd door twee exoten, de Japanse oesterboorder (Ocinebreïlis inornatus) (Figuur 6) en de Amerikaanse oesterboorder (Urosalpinx cinera). Met name de Japanse oesterboorder heeft zich de laatste jaren op grote schaal weten te vestigen in de Oosterschelde en Grevelingen. Zowel platte oesters als de creuses zijn prooien voor de oesterboorder. Door een gaatje in de schelp te boren wordt de inhoud van deze schelp opgegeten. Bestrijding van de oesterboorder is niet eenvoudig, alhoewel er in het buitenland, met name in de VS al het nodige onderzoek is gedaan (Barbaran 2017)..
De platte oesterkweek heeft ook last van de protozoaire oesterparasiet Bonamia ostreae. Deze parasiet verzwakt platte oesters. Vooral driejarige oesters sterven. Dit heeft een sterk effect op de voortplanting tot gevolg en leidt daarnaast tot grote economische schade voor vissers en kwekers.