Ontwikkeling van microalgen



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result = GVZM Het Grevelingenmeer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result = GVZM Beheer van waterkwaliteit VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = GVZM Ontwikkeling van microalgen

Result =

End Set VN link










Figuur 1: Zomergemiddelde van de biomassa aan fytoplankton vanaf 1990. Er zijn geen tellingen van voor 1990. De blauwe lijn is een Loess local regression model, en de grijze band de standaardfout (Uit: Grevelingen systeemrapportage (Anon. 2020)).

Fytoplankton is de basis voor het overige leven in het Grevelingenmeer. De ontwikkeling van de hoeveelheid algenbiomassa en de samenstelling van de fytoplanktongemeenschap over de seizoenen en de jaren bepaalt de draagkracht voor zoöplankton, benthos, vissen, vogels en zeezoogdieren. De uitdoving van licht door fytoplankton kan, behalve alleen met metingen van chlorofyl-a, ook onderzocht worden aan de hand van fytoplanktonbiomassa berekend uit tellingen. De totale fytoplankton biomassa laat een toename zijn tussen 1990 en 1998 (figuur 1). Dit komt overeen met de toename in chlorofyl-a.

Samenstelling fytoplankton

Figuur 2: Verloop van jaargemiddelde zomerbiomassa (logschaal!) voor fytoplanktongroepen in de tijd. Voor 1990 zijn geen metingen beschikbaar (Uit: Grevelingen systeemrapportage (Anon. 2020)).

De fytoplanktongemeenschap is voor deze analyse onderverdeeld in 4 hoofdgroepen: diatomeeën, dinoflagellaten, Phaeocystis en overig. Meetgegevens zijn beschikbaar van 1990 tot en met 2014, meetfrequentie is ca. tweewekelijks, en er zijn op drie waterdieptes monsters genomen: aan het wateroppervlak, op de spronglaag (als aanwezig, en op variërende absolute diepte), en nabij de bodem. De monsters op de spronglaag en nabij de bodem zijn alleen genomen als er een spronglaag aanwezig was (anders is de aanname een gemengde waterkolom en weinig verloop van concentratie chlorofyl-a met de diepte); deze spronglaag, veroorzaakt door verschillen in saliniteit en temperatuur, is meestal alleen aanwezig in de zomermaanden.

Hieronder staat een aantal van de onderzoeken naar microalgen die na de afsluiting van de Noordzee hebben plaatsgevonden:

  • Een overzicht van de ontwikkeling in soortensamenstelling van het plankton in de periode 1990-1994 wordt gegeven door Wetsteyn (1996).
  • Peperzak (2002) beschrijft het voorkomen van een bloei van de plaagalg Phaeocystis in het voorjaar van 2001 in het Grevelingenmeer.
  • Daemen et al. (1982) presenteren een survey van benthische diatomeeënsoorten in het Grevelingenmeer. Van de 220 beschreven taxa waren er 21 nieuw voor Nederland.

Meer informatie

Zie voor de laatste gegevens: Grevelingen systeemrapportage (Anon. 2020):



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares