Morfologie en Hydrodynamica



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result = Oesterdam veiligheidsbuffer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result = Oesterdam VB Uitvoeren monitoring VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = Oesterdam VB Morfologie

Result =

End Set VN link










Figuur 1. Luchtfoto zandsuppletie Oesterdam (Foto: Edwin Paree/HZ).

Morfologie

De morfologische veranderingen op de suppleties worden gedomineerd door golfwerking. Dit blijkt uit veldmetingen met mini-zandsuppleties (Ikeya, 2014) en de Delft3D studie van Pezij (2015). Dit is ook in lijn met de bevindingen van eerdere onderzoeken gericht op de veranderingen in de Oosterschelde na het gereedkomen van de Deltawerken. Door de aanleg van de stormvloedkering is de vraag naar zand in de geulen enorm toegenomen en heeft het morfologisch evenwicht tussen golven en het horizontale getij plaatsgemaakt voor een meer golf-gedomineerd systeem. Na een initiële aanpassing van de hogere delen van de suppletie bij de Oesterdam, versterkt door zetting van het suppletiezand, gaan de ontwikkelingen op de hoofdsuppletie (haakvorm) en de dijkvoetsuppletie geleidelijk. In de meetperiode (11/2013 tot 10/2016) daalt de gemiddelde hoogte van de hoofdsuppletie van -0,28 m NAP naar -0,34 m NAP; dit komt neer op een erosiesnelheid van ongeveer 2 cm/jaar, een verlies van ≈13.000 m3 over de meetperiode van drie jaar (Figuur 1) of 4.300 m3/jaar. De dijkvoetsuppletie ligt aanzienlijk hoger en de verwachting was dat dit tot meer erosie zou leiden, vanwege de hogere golfenergie. Dit is ook te zien in de resultaten. De dijkvoetsuppletie erodeerde van 0,78 m NAP naar 0,61 m NAP, een erosiesnelheid van ongeveer 5 cm/jaar en een volume verlies van ≈23.000 m3 (7.500 m3/jaar). In totaal verdween in de studieperiode ruim 10% van het gesuppleerd zand uit het studiegebied.

Figuur 1. Erosie en sedimentatie van de verschillende morfologische eenheden op de studielocatie.

De centrale getijdenplaat (26 ha) laat in de periode voor de suppletie (2012-2013) een lichte aanzanding zien, na het suppleren in november 2013 is er sprake van zowel erosie als sedimentatie. Er is geen verband zichtbaar tussen de aanwezigheid van de suppleties en de hoogte van de centrale getijdenplaat. Wel neemt de mediane korrelgrootte van de getijdenplaat toe en daarnaast is op orthogonale foto’s een kleurverandering zichtbaar die identiek is aan de suppleties. Beide verschijnselen zijn bevestigingen dat er zandtransport mogelijk is van de suppletie naar de getijdenplaat, echter van een substantiële aanzanding is geen sprake. De meetperiode is te kort om te kunnen concluderen dat de aanwezigheid van de suppletie leidt tot een trendbreuk in de erosie die veroorzaakt wordt door de zandhonger bij de Oesterdam. Kort na de aanleg van de suppletie ontwikkelt zich een drainagegeul die direct ten oosten ligt van de hoofdsuppletie. De geul ligt ingeklemd tussen het aflopende centrale slik en de hoofdsuppletie. Hoogtemetingen door de tijd laten zien dat de geulmeanders migreren in noordelijke richting, wat wijst op een eb-dominantie in de stroomsnelheid, wat overeenkomt met de stroomsnelheidsmetingen. De geul erodeert gedurende de meetperiode ongeveer 5000 m3 van het centrale slik en het doorstroomoppervlak bereikt na ongeveer twee jaar een evenwicht met het debiet. Het geërodeerde materiaal komt terecht in een delta. De geul wordt niet groter en lijkt geen bedreiging te vormen voor de hoofdsuppletie. Uit het numerieke modelonderzoek (Delft3D) blijkt dat de morfologische ontwikkeling van de Oesterdamsuppletie voornamelijk bepaald wordt door de gecombineerde werking van getij en golven. Golven zorgen voor sedimentopwoeling en het sediment wordt vervolgens door de getij- en golf gedreven stroming getransporteerd.

Golfbelasting gedurende maatgevende stormcondities

Uit het modelonderzoek blijkt dat onder alledaagse windcondities, golven maar beperkt energie verliezen door golfbreking op de hoofdsuppletie. Golven worden vooral kleiner door bodemwrijving en brekende golven (“white capping”). Gedurende hoogwater kunnen de golven weer groeien op het centrale slik. Gedurende maatgevende stormcondities met een waterstand van 4 m NAP heeft de hoofdsuppletie een zeer klein effect op de golfhoogtes. Het is dan met name de dijkvoetsuppletie die een reducerend effect heeft. Een doorgaande erosietrend van de suppletie resulteert naar verwachting in een sterke toename van het berekende debiet dat over de Oesterdam stroomt tijdens maatgevende condities. De suppleties zorgt voor ca. 50% afname van de berekende golfbelasting tijdens maatgevende condities en heeft hiermee ook een sterk reducerend effect op de overslagdebieten.







Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares