Eerste nota waterhuishouding


Context VN set links: model = Verz Eerste nota waterhuishouding


Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext

Model link = Verz Eerste nota waterhuishouding

Result =

End Set VN link







Eind jaren zestig legde de regering een stevige basis voor het toekomstig beleid ten aanzien van de waterhuishouding in Nederland. In 1968 verscheen de (eerste) Nota Waterhuishouding, waarin vooral aandacht werd gegeven aan de kwantitatieve aspecten van de waterhuishouding. In 1970 werd de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren van kracht. Doel van de Nota Waterhuishouding was het tot stand brengen van een goed functionerende waterhuishoudkundige infrastructuur. Hoofdelement was de waterbalans van Nederland: een zo goed mogelijke verdeling van het zoete water over het land, met de bedoeling dat in de toekomst ook in droge periode nergens meer watertekorten zouden optreden. De nadruk lag dus op zoet water als grondstof, zout water werd als onbruikbaar gezien. In de nota werd ook een poging gedaan de toekomst van de waterhuishouding in verband te brengen met de onstuimige zeehavenontwikkeling en de groeiende vraag naar zoet water bij landbouw, industrie en consument.

Zuidwestelijk Nederland

Bij de waterhuishoudkundige inrichting van zuidwestelijk Nederland in de vijftiger jaren is rekening gehouden met de bouwstenen van het Deltaplan in uitvoering. De afsluitwerken in het Volkerak zullen de grens vormen tussen twee groepen wateren: namelijk die van het noordelijk deltabekken en die van het zuidelijk deltabekken. Beide deltabekkens hebben een verschillend regime. Het noordelijk deltabekken zal water van de Lek, de Waal en de Maas en overtollig water van het aangrenzende gebied ontvangen. Dit water zal naar zee worden afgevoerd hetzij door de uitwateringssluizen in de Haringvlietdam hetzij door de open Nieuwe Waterweg. Door de open verbinding met de zee via de Nieuwe Waterweg zullen de waterstanden en stroomsnelheden op het noordelijk deltabekken dan ook voortdurend wisselen. Het zuidelijk deltabekken zal een meer op zichzelf staand geheel vormen met een zomer- en winterpeil. Het bekken zal overtollig water ontvangen van het omringende gebied ontvangen en zal van water worden voorzien uit het noordelijk deltabekken via de inlaatsluis in de Volkerakdam. Via spuisluizen zal overtollig water worden geloosd op zee of Westerschelde. In beide bekkens zal het beschikbare water worden benut voor de watervoorziening van het aangrenzende gebied. Het zoutgehalte, uitgedrukt in milligram chloride-ion, is hierbij de belangrijkste indicator voor de waterkwaliteit. De norm voor de bruikbaarheid voor de watervoorziening is toen gesteld op een gehalte van maximaal 300 mg Cl/l. Wat betreft de belasting met zout water is rekening gehouden met:

  1. Aanvoer via de grote rivieren, met name de Rijn
  2. Zoute uitslagwater vanuit de polders, afkomstig van zoute kwel
  3. Zoutindrining via de Nieuwe Waterweg
  4. Zoutlast via schut- spuisluizen op de zoetwaterbekkens

Een belangrijke ontwikkeling waar de Deltacommissie nog geen rekening mee hield was de aanzienlijke verdieping van de Rotterdamsche Waterweg. In de 60-er jaren is de kennis van het verziltingsverschijnsel in zowel kanalen als in getijwater fors toegenomen. De vele gegevens die beschikbaar kwamen leverden een goede basis voor een hernieuwde aanpak van het onderzoek naar de invloed van de belangrijkste factoren, die bepalend zijn voor het verziltingsverschijnsel op de benedenrivieren. Zowel theoretisch-experimenteel als langs empirische weg.

Verziltingsbestrijding

De verzilting, veruit de grootste watervrager vanwege de doorspoeling Nieuwe Waterweg zou ook na de voltooiing van de Deltawerken en de kanalisatie van de Neder-Rijn en Lek aandacht blijven vragen. De conclusie was dat ‘..omstreeks het jaar 2000 de totaal beschikbare hoeveelheid water voldoende is om in de geraamde waterbehoefte te voorzien. In het zomerhalfjaar zouden watertekorten kunnen optreden, hiervoor zal een grotere voorraadvorming nodig zijn dan thans reeds het geval is.’ De basis voor de huidige waterhuishouding is gelegd in deze nota. De grootste wijziging betreft het besluit tot uitvoering van de Oosterscheldewerken in het zuidelijk deltabekken waardoor het Volkerak-Zoommeer is ontstaat. Het peil- en doorspoelbeheer is grotendeels gebaseerd op de hier geformuleerde uitgangspunten. Met uitzondering van het zoutgehalte waarop wordt gestuurd: in het huidige VZM is dat 450 mg Cl/l in het groeiseizoen.

Met betrekking tot verziltingsbestrijding wordt de volgende vastgesteld: ‘Ter bestrijding van de verzilting en de overige waterverontreiniging op polder- en boezemwateren dient een goede doorstroming van deze wateren verkregen te worden. Dit is het doel van de verversing, waaronder wordt verstaan het inlaten in een gebied van meer water dan nodig is voor peilbeheersing en wateraanvulling. Ongeveer terzelfder tijd wordt een hoeveelheid water gelijk aan het meerdere ingelaten water weer uit het gebied geloosd op daarvoor geschikte plaatsen, bij voorkeur op buitenwater, dat geen functie vervult in de watervoorziening’.

Maatregelen

Om de zoutpenetratie via schutsluizen te verminderen staan worden in de nota waterhuishouding de volgende methoden voorgesteld:

  1. Het voeren van een efficiënt ontziltingsbeheer waarbij onderhoud en bediening er op zijn gericht het zoutbezwaar zoveel mogelijk te beperken.
  2. Het aanbrengen van luchtbellenschermen in boven- en benedenhoofd. Hierdoor wordt de uitwisseling tussen zout en zoet water vertraagd, zodat minder zout water in de kolk en daarmee in het achtergelegen kanaal kan doordringen.
  3. Het aanbrengen van terugspoelsystemen, waarbij het binnengedrongen zoute water in een zoutvang achter de sluis wordt opgevangen en naar zee wordt terug gevoerd.
  4. Het vervangen van de zoute schutkolkinhoud door zoet water door middel van bemaling.

Aanleg Trapjeslijn

Ook ter bestrijding van de verzilting op de Nieuwe Waterweg zijn grote hoeveelheden zoet water nodig. Het was niet denkbeeldig dat het zoute water via de Noord en de Dordtse Kil in het Haringvliet terecht zou komen. De Deltawerken zouden hierdoor een groot deel van hun betekenis verliezen. Om deze hoeveelheden zoet water te verminderen, zal de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg worden verhoogd en vastgelegd volgens de trapjeslijn. Ais gevolg hiervan zal de zoutgradiënt, die omgekeerd evenredig is met de derde macht van de diepte, toenemen, zodat de zouttong vanuit zee minder ver landinwaarts zal doordringen. In de periode 1968 -1972 is ter hoogte van de Nieuwe Maas en Bolnes de bodem opgehoogd en vastgelegd. Vervolgens is in de Nieuwe Waterweg in de periode 1974-1975 de bodem vastgelegd volgens de z.g. trapjeslijn om verdere verzilting van de Nieuwe Waterweg/Nieuwe Maas te voorkomen. Feitelijk werden de te diepe gedeelten van de Waterweg en de Nieuwe Maas opgevuld met grind en mijnsteen en de bodem waar nodig beschermt tegen uitschuring. De diepte liep trapsgewijs op van 16 meter in de Nieuwe Waterweg tot ongeveer acht meter bij de monding van de Hollandsche IJssel. Hierdoor zou het zwaardere zoute zeewater minder ver landinwaarts stromen.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares