Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result = Zeegras Experimenten met verplaatsen van klein zeegras in de Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result = Zeegras Verplaatsen van klein zeegras in de Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = Zeegras Aanbevelingen formuleren voor toekomstige zeegrasmitigaties

Result =

End Set VN link







Giesen et al. (2014) doen in hun eindrapport de volgende aanbevelingen om het succes van toekomstige zeegrastransplantaties te verhogen:

  • Het is zinvol om de groei van de natuurlijke populaties te meten. Mitigatielocaties dienen dan bij voorkeur in de nabijheid van de snelstgroeiende populaties te worden gekozen.
  • Indien de beoogde mitigatielocatie niet in de nabijheid van een natuurlijk veld ligt, kan een proeftransplantatie overwogen worden om de geschiktheid te toetsen. Er zal wel een aantal jaren moeten worden gemonitord, gezien de natuurlijke fluctuaties van de zeegraspopulaties;
  • Verplanten dient direct na de start van het groeiseizoen (eind mei) te gebeuren;
  • Als er volwassen wadpieren voorkomen op de mitigatielocatie dient er een schelpenlaag (10 cm dik, op 7-8 cm diepte) aangebracht te worden. Uitzonderingen zijn locaties waar van nature geen of zeer weinig volwassen wadpieren voorkomen;
  • Bedekking met water bij aanleg heeft een gunstig effect op zeegrasgroei bij hoger gelegen locaties. Bij toekomstige zeegrasmitigaties op hoger gelegen locaties zou men standaard alle patches iets (2-5 cm) onder het maaiveld kunnen aanleggen;
  • Aanbevolen wordt de aanplanten niet kleiner te maken dan de kansrijke opstelling (met 5 patches). Losse planten zonder diepe verankering gaan verloren;
  • De minimale bedekking van het donormateriaal is 7-10%;
  • De graasdruk van ganzen zou met een kleine moeite (linten aan palen) de eerste twee jaren na aanplant teruggebracht kunnen worden;
  • Het gebruik van netten om wadpieren te verminderen wordt afgeraden;
  • Bij het monitoren van aanplanten van klein zeegras heeft het vooral zin om aantallen scheuten, omtrek, uitgroei, volwassen wadpieren, ganzenkuilen, zetmeelgehaltes rhizomen en uitzaaiingen te meten aangezien deze parameters de meeste informatie geven over de conditie van de aanplant. Macroalgen moeten in grote lijnen gemonitord worden omdat een grote bedekking schade aanricht. Monitoring van bloeischeuten is incidenteel wel nuttig, bijv. bij het verklaren van uitzaaiingen. De rest van de parameters die in dit project zijn gemeten, zijn om uiteenlopende redenen niet zinvol om te monitoren.
  • Het meten van de sedimentsamenstelling is altijd van belang bij het karakteriseren van donor- en ontvangende locaties en het meten van sedimenteffecten van zeegras bevorderende maatregelen, zoals de hier gebruikte bioturbatie reducerende schelpenlaag.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares