| BA Onderzoek van vier kweekmethoden | |
|---|---|
| Context | BA Proeflocatie Zeeland Aquacultuur |
| Decompositie type | IOR |
Onderzoek 4 kweekmethoden
In 2011 zijn 4 methoden met elkaar vergeleken:
- semi-continu met medium
- semi-continu met grondwater als medium
- continu met medium
- continu met grondwater als medium
Bij de kweken met medium worden de nutriënten N, P en Si toegevoegd (N= 1,22 mg/L; P = 0,135 mg/L; Si = 2 mg/L). Bij de kweken op grondwater wordt dit niet gedaan, maar wordt 25% nutriëntrijk grondwater toegevoegd. Tijdens de semi-continu kweek wordt een gedeelte van de kweek geoogst, waarna de cultuur weer opgevuld wordt. Wanneer de cultuur weer op de juiste concentratie is wordt er weer geoogst. Dit gebeurt onder normale omstandigheden dagelijks. De continue algenkweken worden continu geoogst met een bepaald debiet en continu bijgevuld. Het niveau in de vijver blijft dus altijd 100%. Bij de grondwaterkweek wordt er ook continu grondwater toegevoegd, bij de medium kweek eenmaal per dag. De grootste kostenposten bij de algenkweek bestaan uit arbeid en gefilterd Oosterschelde water. Het verbruik van water is nog niet terug gedrongen. De arbeid is wel iets terug gedrongen, voornamelijk bij de continuvijvers (zie ook Arbeid). Waar de grootste winst is behaald, is de hogere productie. Door met dezelfde middelen meer te produceren, vermindert de kostprijs. In 2012 is gericht op de algensoort Skeletonema (ZA-alg). Hiermee blijken in de praktijk alle schelpdieren in alle stadia goed te groeien. Het is een makkelijk te kweken soort met een hoge productie. Er zijn ook enkele vijvers geweest met Chaetoceros en Tetraselmis (zie figuur 1), maar 99% van de algenkweek bestond uit Skeletonema.
Op warme dagen (>25 graden) was duidelijk zichtbaar dat de Chaetoceros beter groeide. Bleef de temperatuur lager, werden betere resultaten behaald met Skeletonema. Het laatste kwartaal van het jaar 2011 is waargenomen dat licht een limiterende factor heeft (in ieder geval op bewolkte dagen). (Roem v. Yerseke en Prins & Dingemanse, 2012)
Conclusie
Met alle soorten van algenkweek wordt een vergelijkbare productie behaald. De grootste verschillen zitten in de arbeid. Bij een continu kweek wordt tijd bespaard doordat er geen water in en uit de vijver gepompt hoeft te worden. De kweken op grondwater zijn goedkoper omdat er geen medium hoeft worden toegevoegd. Dit scheelt in de kosten van het medium en in arbeid. De productie die wordt behaald is afhankelijk van het weer. Wanneer er weinig bewolking is, groeien de algen harder. Op zonnige dagen kan de verversing van een continu cultuur oplopen tot 100% per dag. Van een vijver van 100 m3 wordt er dan 4 m3 per uur ververst. Op bewolkte dagen is de productie lager, meestal 50% per dag. Wanneer er veel bewolkte dagen op een rij zijn, zoals in het najaar, ligt de productie nog lager. Dan is er een gemiddelde toename van 1,3 per dag. Eventuele besmettingen (schimmels, bacteriën, zoöplankton) hebben geen last van de lager lichtinstraling. In verhouding groeit de besmetting dan dus harder t.o.v. zonnige dagen, waardoor de algenculturen kwetsbaarder zijn. De productie is gemiddeld 1,7 kg ds per dag. Dit is in vijvers van 100 2. De haalbare productie is dus 1,7 kg * 100 = 170 kg drogestof/ha/dag. Uitgaande van 200 productiedagen per jaar, is het mogelijk om 17 * 200 = 34 ton/ha/jaar te produceren aan drooggewicht algen. De werkelijk behaalde productie ligt lager, omdat niet altijd alle vijvers in gebruik zijn geweest. (Roem v. Yerseke en Prins & Dingemanse, 2012)
De View-Navigation (VN) pagina's.
De links naar andere pagina's.
| Produceert | |
|---|---|
| Consumeeert | |
| Onderdeel van | BA Kweek van algen in folie kweekvijvers |
| Instantie van | |
| Betreft |
De pagina's die linken naar deze pagina.
Dit element heeft geen subelementen. Naar dit element wordt niet geconnecteerd.
