BA Watertoevoer en -menging

BA Watertoevoer en -menging
Context BA Algen en schelpdieren produceren
Type Condition
Decompositie type IOR



Debiet

De vereiste water/voedsel toevoer in relatie tot de schelpdier biomassa, kan worden berekend aan de hand van de clearance ratio: de verhouding tussen de filtratie capaciteit van de schelpdieren, de clearance time CT = de tijd die nodig is om de watermassa te filtreren, en de verblijftijd van het water, de retention time RT: Bij CT/RT < 1 treedt er refiltratie van het water op en kan er voedseluitputting optreden. De CT is direct gerelateerd aan de totale biomassa van de schelpdieren. Voor een vijver van proeflocatie Zeeland Aquacultuur is de clearance ratio berekend op 0.12 onder de condities zoals weergegeven in tabel 1: bij een hogere dichtheid is er van meer verversing uitgegaan. De ratio geeft aan welke deel van het gefilterde water wordt ververst bij een gegeven debiet. De tapijtschelpen filteren het zelfde water in dit geval gemiddeld 8 x, dit betekent enerzijds een efficiënte benutting van het voedsel maar kan anderzijds ook tot tekort leiden.

Tabel 1: Clearance ratio CT (Clearance Time)/RT (Retention Time) van tapijtschelpen bij verschillende dichtheden en 2 m3/kg/week waterverversing op basis van de vijvers van proeflocatie Zeeland Aquacultuur. (Smaal et. al., 2014)
.

Menging

Voor soorten die op of boven de bodem leven, zoals de mossel en de oester, is de toevoer van water in relatie tot de schelpdierbiomassa van belang, voor de ingegraven soorten zoals de kokkel en de tapijtschelp is ook de menging van de waterkolom van belang teneinde voedseluitputting bij de bodem te minimaliseren. Op de proeflocatie Colijnsplaat en Zeeland Aquacultuur is de stroming voornamelijk horizontaal gericht van ingang naar uitgang. Afhankelijk van de bodemruwheid treedt er turbulentie en verticale menging op. Dit is van belang omdat er bij te weinig verticale menging voedseluitputting bij de bodem kan optreden. Het optreden van voedseluitputting in de bodemgrenslaag (Benthic Boundary Layer, BBL) hangt af van de filtratiecapaciteit van de schelpdieren en de watertoevoer. Wanneer de doorstroming te laag is zal er bij de bodem uitputting van de algenhoeveelheid optreden en hebben de schelpdieren niet voldoende te eten [ (Wildish & Kristmanson, 1984)]. Er zijn metingen uitgevoerd in de schelpdiervijvers van proeflocatie Colijnsplaat met behulp van een fluorescentiemeter, zowel over de lengte van de vijver als over de waterkolom (Kamermans et. al., 2012). Deze metingen lieten geen duidelijke voedseluitputting bij de bodem zien, en ook geen uitputting over een horizontaal transect; dit kan ook komen doordat de laag dicht bij de bodem niet goed is doorgemeten omdat de probe niet tot vlak boven de bodem kan worden gebruikt.

Voedseluitputting

Berekend is bij welke stroomsnelheid en dichtheid tapijtschelpen voedseltekort kan ontstaan, op basis van de volgende formule uit [ (Smaal et.al., 1986)]:

C = 0.9(1-e^-P*L/h), waarbij C is de voedseldepletie ten opzichte van de voedseltoevoer: C = 1-C(L)/C0, C(L)=voedsel op lengte L in de vijver, C0=beginconcentratie P = (CR*N)/v CR*N =filtratie per oppervlakte eenheid (cm3 /aantal per cm2) v = stroomsnelheid bij de bodem (cm/s) L = lengte van de vijver (100 m) h = diepte van de vijver (0.8 m)

Deze relatie is gebaseerd op veldomstandigheden in de Oosterschelde en kan alleen op vijvers worden toegepast onder de aanname dat er geen horizontale uitputting optreedt.

Figuur 1: Voedseluitputting (C) in relatie tot stroomsnelheid bij de bodem; bij 1000 tapijtschelpen per m2 is er aan het eind van de vijver 50 % voedseldepletie bij een stroomsnelheid van 0.3 cm/s (Smaal et. al., 2014)
.

Naast verticale uitputting van algen (de BBL) kan er in de vijvers ook horizontale uitputting optreden. Omdat filtratie van algen leidt tot reductie van algenconcentratie zullen schelpdieren aan het begin van de vijver (dicht bij de algen invoer) de algen concentratie verminderen voor de rest van de vijver. Om horizontale uitputting tegen te gaan kunnen er invoerpunten aangebracht worden langs de gehele lengte van de vijver. Uit de studie van Bezault (Kamermans et. al., 2012), uitgevoerd op de ZA-proeflocatie is gebleken dat er desalniettemin ruimtelijke uitputting op kan treden (1) als functie van de totale vijver lengte, dus afnemende concentratie van begin naar einde van de vijver, alsook (2) tussen de individuele invoerpunten. Het gevolg van deze twee typen variatie is een golvende afname in voedselconcentratie over de lengte van de vijver. Dit leidde ertoe dat de gemiddelde concentratie over de vijver ongeveer 66% van de maximale toevoer concentratie was. Daarnaast werd in deze studie aangetoond dat de horizontale-voedseldepletie-gradiënt afhankelijk is van het debiet van de afzonderlijke invoerpunten. In vijversystemen waarbij het water uit de schelpdiervijvers niet gerecirculeerd wordt zal men tevens de uitstroom van algen willen voorkomen. Het beheer zal zich daarom moeten richten op het evenwicht tussen aanvoer van voldoende algen voor de schelpdieren aan het einde van de vijver en het voorkomen van uitspoeling van waardevolle algen.




De View-Navigation (VN) pagina's.


De links naar andere pagina's.

Onderdeel van BA Schelpdieren kweken
Instantie van
Betreft


De pagina's die linken naar deze pagina.

HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares