Erosie van de schorren



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Erosie van de schorren

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Erosie van de schorren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Erosie van de schorren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Erosie van de schorren

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Erosie van de schorren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Erosie van de schorren

Result =

End Set VN link


















Figuur 1: Kliferosie bij een schor (Foto: Kees Bos en Jan Willem Bosch).

De schorren in de Oosterschelde liggen allemaal in het oostelijke, luwe deel. In een natuurlijke situatie ontstaat nieuw schor aan de voet van het bestaande schor als het getij voldoende sediment aanvoert. Maar sinds de aanleg van de Oosterscheldewerken is de aanvoer van sediment vanuit de geulen naar het slik vrijwel gestopt en vindt aangroei van jong schor niet meer plaats. De bestaande schorren worden kleiner omdat de golven kracht uitoefenen op de kliffen. Ook worden de golven krachtiger naarmate het voorliggende slik lager komt te liggen. Door de aanleg van de Oosterscheldewerken is nog slechts ongeveer een kwart van het schorareaal overgebleven: circa 500 ha van de oorspronkelijke 2000 ha. De meeste schorren zijn verdwenen achter de compartimenteringsdammen, waardoor die gebieden door het ontbreken van getij geen schorren meer zijn. Daarnaast neemt het areaal van de overgebleven schorren door erosie af met zo’n 3 ha per jaar (Geurts van Kessel 2004). Alle schorren worden kleiner. Het snelst verloopt de afslag van het schor bij Anna Jacobapolder (2,8 meter per jaar), het traagst bij Rattekaai (0,4 meter per jaar).

Een recente inventarisatie laat zien dat het oppervlakte aan schorren zich dankzij de maatregelen tegen erosie lijkt te stabiliseren op ongeveer 465 ha (Jentink 2017).

Jacobse et al. (2006) voorspellen op basis van een profielanalyse dat de schorren bij Kats, de Zandkreek en de Dortsman vrijwel geheel verdwenen zijn in 2060. De overige kleine schorren zijn gemiddeld 40 tot 60% in oppervlak afgenomen. Alleen de grote schorren bij de Rattekaai, het Rumoitschor en de Krabbenkreek zullen zich grotendeels handhaven. Deze grote schorren nemen tot 2060 ca. 10 tot 20% in oppervlak af.

Een studie naar de effecten van een zeespiegelstijging van 80 cm laat zien dat de afname van schorren en zilte graslanden, slijkgrasvelden en zilte pioniersbegroeiing door de heersende zandhongerproblematiek versterkt zal worden. Wanneer ervan uitgegaan wordt dat zilte oevervegetaties niet kunnen meegroeien met zeespiegelstijging worden in de Oosterschelde alle geformuleerde habitatrichtlijndoelstellingen voor zowel oppervlakte als kwaliteit van de habitattypen niet behaald (Van Sluis en Kamermans 2012). Overigens verwachten Ma et al. (2014) dat de sedimentatie van de schorren in de Oosterschelde voldoende zal zijn om de verwachte zeespiegelstijging bij te blijven.

Beschermingsmaatregelen en herstel

Storm (1999) stelt de volgende maatregelen voor om schorren tegen afslag te verdedigen: een stenen verdediging direct tegen het schorklif of op enige afstand hiervan, een kleisuppletie tegen het schorklif, een zandsuppletie op het slik en het opheffen van het zandtekort in kleinere deelsystemen van de Oosterschelde. De schorren bij Slaak en Sint Annaland zijn gedeeltelijk beschermd met een schorrandverdediging (Van Zanten en Adriaanse 2008). In het kader van de het verbeteren van de dijkbekleding heeft het Projectbureau Zeeweringen een schorrandverdediging aangebracht bij de Bathpolder.

Op een aantal schorren in de Ooster- en Westerschelde is geëxperimenteerd met het herplanten van Engels raaigras (Spartina anglica) met behulp van kokosmatten. De resultaten van de proef laten zien dat Spartina-planten die in kokosmatten opgekweekt zijn beter overleven dan los aangeplante planten. Daarnaast is ook aangetoond dat de kokosmatten fungeren als zaadvang voor vestiging van andere schorrenplanten (Tangelder et al. 2015).

Zhu (2017) meldt de meer fundamentele processen van zaadverspreiding en –kieming in schorren in zijn proefschrift. Uit het onderzoek blijkt dat de zaadbank van het slik, waaruit pioniervegetatie groeit vooral afhankelijk is van lokale toevoer van de hoger op het schor gevestigde planten. De overleving van zaden neemt toe met de diepte van begraven, maar de kieming neemt daarmee af. Bijzonder is de rol van biobouwende soorten zoals de zeeduizendpoot die de zaden begraaft en daarvan vervolgens profiteert door de kiemplaten te eten.
Onderzoek naar de resistentie van kiemplanten tegen erosie en begraving van twee Spartina-soorten toont aan dat kiemplanten gevoeliger zijn voor erosie dan begraving door sediment en dat de resistentie toeneemt met de lengte van de verstoringsvrije periode waarin de kiemplanten hebben gegroeid (Cao et al. 2017).

Schorherstel van het Rammegors

Als onderdeel van het herstel van slikken en schorren in de Oosterschelde heeft Rijkswaterstaat het Rammegors (nabij Sint Philipsland) weer in verbinding gebracht met de Oosterschelde. De doorlaat is eind 2014 geopend, maar door onvoorziene technische mankementen is ze in de periode 2014-2016 grotendeels gesloten geweest. Op 5 december 2016 is de doorlaat definitief geopend. De eerste ontwikkelingen van de vegetatie zijn in september 2016 bemonsterd (Elschot et al. 2016).


.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares