De Ontwikkeling van de vispopulatie



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Ontwikkeling vispopulatie

Result =

End Set VN link













Figuur 1: De laatste vissersboten in de haven van Colijnsplaat (Foto: Kees Bos en Jan Willem Bosch).

Het is lastig om een goed overzicht te krijgen van de vispopulatie in een gebied als de Oosterschelde. Vissen leven in verschillende delen van het water, zoals pelagische die in de waterkolom leven en demersale die op of rond de bodem voorkomen. Bovendien komen niet alle vissen het hele jaar voor op dezelfde plaats of in hetzelfde gebied. Het gevolg is dat er niet één vangstmethode is die een goed overzicht van de visfauna van een gebied geeft. Resultaten zijn erg afhankelijk van het gebruikte vistuig, maaswijdte en tijdstip (seizoen) van vangst (Geurts van Kessel 2004).

Aantallen en biomassa

In de jaren rond de voltooiing van de Oosterscheldewerken laat de samenstelling van de visfauna geen noemenswaardige veranderingen zien vergeleken met de jaren daarvoor (Meijer 1989).

Figuur 1: Ontwikkeling van de visfauna in de Oosterschelde 1979-2001 (Meijer 2002).

In de jaren 1991-1998 zijn er geen inventarisaties uitgevoerd van de visbestand in de Oosterschelde. Bemonsteringen in 1999-2001 laten een verandering zien in de visfauna. Het aantal aangetroffen soorten is minder (figuur 1) en de aanwezigheid (presentie) van enkele zeer algemene soorten in de monsternames is lager. Het is niet goed mogelijk aan te geven of deze veranderingen te maken hebben met de gewijzigde omstandigheden in het Oosterscheldebekken (Meijer 2002).

De meest gedegen tijdreeks aan visfaunagegevens in de Oosterschelde is de Demersal Fish Survey (DFS) die al sinds 1970 ieder jaar wordt uitgevoerd. De monitoring van jonge schor, tong, garnalen en niet commerciële bodemvissen laat een wisselend beeld zien van biomassa en aantallen. Opvallend is een uitschieter in 1988, qua aantallen en biomassa (De Boois en Van Asch 2013).

Vismigratie

De Oosterscheldewerken hebben ervoor gezorgd dat trekvissen nagenoeg geen mogelijkheden meer hebben om van het zoute naar het zoete water te migreren en visa versa. Onderzoek naar de mogelijkheden voor een proefinlaat vanuit het Volkerak-Zoommeer heeft geen definitieve locatie opgeleverd, omdat er nog veel onderzoeksvragen zijn te beantwoorden. Vanuit de biologie van de belangrijkste doelsoorten (paling, driedoornige stekelbaars, bot en spiering) en het belang van selectief getijdentransport heeft een doorlaatoptie de voorkeur waarbij er niet alleen zoet water naar de Oosterschelde stroomt maar ook een deel van het getijwater vanuit de Oosterschelde in het zoete bekken terechtkomt (Kamermans et al. 2013).

Invloed van zandhonger

De zandhonger leidt tot een afname van het areaal aan litoraal (geulen in schorren, platen en slikken) en een toename van het areaal aan ondiep sublitoraal. Daarnaast vindt verlaging van het litoraal plaats door erosie. Van de vissoorten in de Oosterschelde maken twee groepen hiervan het meest gebruik: een deel van de mariene juvenielen waarvoor het litoraal en ondiep sublitoraal een kinderkamer vormt (platvis en zeebaars), en de estuariene soorten, waarvoor het sublitoraal een belangrijk leefgebied vormt (grondels). Afname van het areaal aan geschikte kinderkamers (litoraal) voor jonge schol, bot, griet, tarbot en zeebaars heeft mogelijk een negatief effect op deze soorten. Daarentegen neemt het areaal aan geschikte kinderkamer voor tong (sublitoraal) toe, alsook het leefgebied voor grondels. Omdat de aantallen van de genoemde soorten in de Oosterschelde slechts in geringe mate bijdragen aan het totale bestand, zullen effecten binnen de Oosterschelde slechts een zeer kleine invloed hebben op de totale hoeveelheid (Rutjes 2007).

Visserij met vast tuig

Er is een passende beoordeling gemaakt voor de vastevistuigvisserij op de Oosterschelde. De conclusie is dat er geen als significant te beoordelen negatieve effecten zijn te verwachten op het habitattype H1160 (grote baaien), de habitatsoort gewone zeehond en de kwalificerende (broed)vogelsoorten en de daarbij geldende verbeteropgaven binnen het Natura2000-gebied de Oosterschelde (Wijsman en Goudswaard 2015).



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares