Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result = Oesterdam veiligheidsbuffer VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result = Het ontwerpproces Veiligheidsbuffer Oesterdam VN
End Set VN link
Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result =
End Set VN link
Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns
Model link = Oesterdam VB: afstemming met oester- en mosselsector en groene sector
Result =
End Set VN link
Op 19 maart 2012 is bij IMARES te Yerseke overleg geweest met vertegenwoordigers van de oestersector om te komen tot ontwerpen voor erosieremmende maatregelen die mogelijk ook gecombineerd zouden kunnen worden met oesterkweek.
Vertegenwoordigers van IMARES en Deltares lichten toe hoe tot nu toe oesterkorven gebruikt zijn in het project zandhonger op andere plekken in de Oosterschelde.
Om voor het project Veiligheidsbuffer Oesterdam tot nieuwe ontwerpen te komen, komen de volgende punten aan de orde:
De oplossingen worden op 20 april 2010 gepresenteerd. Daarna wordt een voorkeur gekozen.
Tussen -1.0 en -1.5 NAP zijn de omstandigheden goed voor de oesterkweekvarianten. Dus hier kunnen twee rijen gelegd worden met vlechtwerken inclusief een aantal lange palen waar kweek met sokken, manden en zakken mogelijk is. Omdat de systemen zich minstens 50 cm boven de bodem bevinden, is er dan dan in feite sprake van een kweekhoogte van -0.5 tot -1.0 (terwijl de oesterkweekpercelen liggen onder de -1.0 m NAP). In plaats van vlechtwerken kan ook gewerkt worden met palen die een oesterrif flankeren. De lange palen zouden zo’n 120 cm hoog moeten zijn, de korte in een vlechtwerk volstaan met 50-60 cm hoogte. De mandjes moeten zo’n 40 cm boven het vlechtwerk hangen.
Lage vlechtwerken en oesterriffen zijn het minst opvallend. De laagste twee rijen worden gevormd door oesterriffen, voor de helft gecombineerd met een lage palenrij, en de bovenste door een lage palenrij. Alleen kweek met sokken en zakken op de palenrijen is hier mogelijk. In dit scenario is er minimale golfdempende werking. Volgens Aard kan de golfaanval nog fiks zijn vanuit het zuidwesten en remmen de structuren in het noorden hem niet.
De onderste rij wordt de oesterkweek optie (1). Daarboven wordt gekozen voor meer visueel aantrekkelijke opties. De middelste rij wordt een laag vlechtwerk met sokken en/of zakken. De bovenste rij wordt een oesterrif met lage palenrij.
Concluderend waren de aanwezige partijen positief over de aanpak en het eens over de scenario’s. De kwekers willen meedoen maar willen tevens nog meer duidelijkheid over de toekomst. De week erna zou de vraag aan RWS moeten zijn: wat is de periode van de proef en wie regelt de vergunningverlening? De kwekers willen echt vaste structuren om het opgespoten zand vast te leggen. Anders voorzien ze schadelijke effecten op hun product. De suppletie zou in de winter plaats moeten vinden.
Overleg op 19 maart 2012, met de firma Lobbezoo (pierenspitters) (zie verslag)
De heren vragen aandacht voor: