Mariene fauna



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = GT VM Mariene fauna

Result = GT VM Guided tour informatiesysteem Veerse Meer VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = GT VM Mariene fauna

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = GT VM Mariene fauna

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = GT VM Mariene fauna

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = GT VM Mariene fauna

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = GT VM Mariene fauna

Result =

End Set VN link









Hard substraat

De grotere wateruitwisseling leidde uiteraard ook tot een verhoging van het zoutgehalte, waarmee het Veerse Meer een meer marien karakter kreeg. Dit is te zien in de samenstelling van de bodemgemeenschap. Op de harde substraten nam de diversiteit in flora en fauna toe. De brakwatersoort trompetkalkkokerworm is vanaf 2006 alleen nog in lage dichtheden waargenomen. Mariene soorten die vanuit de Oosterschelde binnenkwamen, koloniseerden vanuit het oosten het Veerse Meer. Onder die soorten bevinden zich ook invasieve exoten zoals bijvoorbeeld Japans bessenwier, de Japanse oester, de Amerikaanse ribkwal en verschillende zakpijp-soorten. De Japanse oester werd al snel na opening van de Katse Heule dominant op harde substraten in het oostelijk deel van het Veerse Meer. In het westelijk deel van het Veerse Meer gebeurde dat pas jaren later. Ook op de zachte bodems nam het areaal oesters toe, het eerst in het oosten van het Veerse Meer en later in het westen. De toename was vanaf 2009 gemiddeld 4,4 ha/jaar tot ruim 700 ha in 2014. Het grootste deel van het areaal (75%) betreft gebieden met een lage bedekking (<10%) oesters. In 2014 zijn in de oostelijke helft van het Veerse Meer nauwelijks jonge oesters waargenomen. Het is de vraag of hier sprake is van een eenmalig fenomeen (geen broedval/aanwas) of dat hier andere oorzaken aan ten grondslag liggen, zoals verminderde draagkracht, ongunstige omstandigheden, enz. Overigens is de strandgaper ook een exoot, terwijl deze meest abundante schelpdiersoort al veel langer in het Veerse Meer voorkomt.

Zacht substraat

De bodemdierengemeenschap van het zachte substraat liet in de eerste jaren na de ingebruikname van de Katse Heule een toename in het aantal soorten, diversiteit, dichtheden en biomassa zien. In de eerste evaluatie van de effecten van het doorlaatmiddel concludeerden Craeymeersch en De Vries (2007) dat er sprake was van herstel van de bodemdierengemeenschap . De latere jaren laten zien dat de trends uit de eerste jaren na de Katse Heule niet zo maar doorgetrokken kunnen worden. In latere jaren nam de biomassa van strandgapers en kokkels weer af, terwijl de biomassa van wadpieren toenam. Door deze ontwikkelingen is er duidelijk onderscheid in de bodemdierengemeenschap tussen de periode voor de Katse Heule, de eerste jaren na de ingebruikname van het doorlaatmiddel en de latere jaren. Het lijkt erop dat de bodemdierengemeenschap zich nog steeds in een fase van aanpassing aan meer mariene condities bevindt. De veranderingen in de schelpdierbiomassa betekenen mogelijk wel dat de graasdruk op het fytoplankton door schelpdieren verminderd is. Tegelijkertijd zien we een toename in dichtheden van zakpijpen, zodat het de vraag is of er veranderingen zijn in de totale graasdruk door filtrerende bodemdieren. Een belangrijke kanttekening bij de interpretatie van deze resultaten is overigens ook, dat de meeste soorten die in de bodemdierbemonsteringen worden aangetroffen, in te lage dichtheden voorkomen om betrouwbaar veranderingen in dichtheden vast te stellen. Alleen de abundante soorten zoals onder meer strandgapers en wadpieren komen in voldoende hoge dichtheid voor ( Escaravage et al., 2003). Dit geeft een beperking bij de interpretatie van veranderingen in schelpdierdichtheden zoals die van mosselen, kokkels en Japanse oesters (Prins en Vergouwen 2015).

Zie verder:




HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares