Zaaidichtheid



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result = MMM Litorale mosselbanken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result = MMM Aanleg en beheer van litorale mosselbanken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = MMM Zaaidichtheid

Result =

End Set VN link





























Figuur 1: Gegroepeerde mosselen op het slik [Foto: Edwin Paree]

Introductie

De meeste biobouwers, zoals bijvoorbeeld rifvormende tweekleppigen (Beck et al. 2011), zeegrassen (Meehan & West 2002), mangroven (Kamali & Hashim 2011) en schorren (Duggan-edwards et al. 2019), dienen een bepaalde kritische dichtheid of grootte te bereiken om zelffaciliterende terugkoppelingsmechanismen te laten ontstaan (Bouma et al. 2009; Suykerbuyk et al. 2016). Deze positieve terugkoppelingen verminderen de milieustress die wordt veroorzaakt door fysieke (bijv. blootstelling aan golven, zuurstofloosheid) of biologische factoren (bijv. predatie) (Liu et al. 2014; Silliman et al. 2015). Zo dempen zeegrasvelden en schorvegetatie bij een hogere plantdichtheid in toenemende mate stromingen en vangen ze meer sediment op (Koppel van de et al. 2005; Bouma et al. 2009; Maxwell et al. 2017). Daarnaast verminderen rif vormende tweekleppigen zoals oesters en mosselen de verliezen als gevolg van predatie en hydrodynamische krachten door zich te hechten aan soortgenoten en zich te aggregeren in grote en dichte groepen (Bertness & Grosholz 1985; (Hunt & Scheibling 2001; Hunt & Scheibling 2002). Recente studies benadrukken het belang van het integreren van dit soort positieve intraspecifieke terugkoppelingen om het transplantatiesucces te verbeteren (Silliman et al. 2015; Renzi & Silliman 2019; Valdez et al. 2020).

Aggregatie bevordert restauratiesucces

Verschillende studies naar het herstel van kustecosystemen hebben al aangetoond dat het samenklonteren in plaats van uit elkaar plaatsen van individuen positieve intraspecifieke interacties in de hand werkt en het succes van het herstel sterk kan vergroten (Silliman et al. 2015; Sofawi et al. 2017). Schorplanten die in clusters staan, profiteren van elkaar door verlichting van fysieke stress zoals anoxie en erosie (Silliman et al. 2015). Daarnaast bleken rif vormende tweekleppigen die samengeklonterd werden getransplanteerd een hogere weerstand te hebben tegen golfstress (Capelle et al. 2019). Dit duidt erop dat transplantatieontwerpen die meer overeenkomen met de natuurlijke aggregaties in veel estuariene ecosystemen het succes van de restauratie verbeteren (Silliman et al. 2015). Experimenten die specifiek gebruikmaken van de natuurlijke aggregatie van de doelsoort om het succes van de restauratie te verbeteren zijn echter nog steeds relatief schaars (Paoli de et al. 2017). Bovendien is transplantatie van individuen in specifieke patronen arbeidsintensief en daarom zijn de meeste experimenten met zelffaciliterende terugkoppeling beperkt in omvang en bieden ze geen kant-en-klaar kosteneffectief en praktisch ontwerp voor grootschalige restauraties (Silliman et al. 2015). Hoewel de voordelen (bijv. zuurstofvoordelen) van kleinschalige patronen in transplantatieontwerpen meetbaar zijn, zijn grootschalige effecten (bijv. golfverzwakking) duidelijker zichtbaar in grote experimentele eenheden (Renzi & Silliman 2019).

Aggregatie van mosselen

Op zachte sedimenten hechten mosselen zich met behulp van byssusdraden aan soortgenoten om daarmee hun veerkracht tegen omgevingsstress te vergroten. Ze aggregeren tot onderscheidende kleinschalige (< 1m) netvormige patronen ingebed in grootschalige (5-10 m) bandvormige patronen (Koppel van de et al. 2005; Commito et al. 2014; (Liu et al. 2014). De grootschalige patronen zijn het resultaat van een samenspel van mosselfacilitatie en competitie om algen in de waterkolom (Koppel van de et al. 2005). Op de kleinste schaal zijn netvormige patronen te verklaren door de beweging van individuele mosselen in kleine mosselvlekken en uit de grote (Liu et al. 2014). Actieve aggregatie, die leidt tot hoge lokale dichtheden, creëert een veiligheid in aantal, waardoor de kans op het ten prooi vallen aan roofdieren afneemt (Cote & Jelnikar 1999; Hunt & Scheibling 2001). Recent getransplanteerde mosselen moeten zich nog organiseren in dit soort patronen en zijn daardoor zeer kwetsbaar voor stroming of predatie (Capelle et al. 2014). Aggregatie in kleinschalige patronen duurt slechts enkele dagen, terwijl de vorming van banden maanden kan duren (Liu et al. 2014). Op geëxponeerde slikken is het echter de vraag of getransplanteerde mosselen genoeg tijd krijgen om voldoende intraspecifieke interacties tot stand te brengen en zich te organiseren voordat ze worden weggespoeld. Met andere woorden: er zou dan geen storingsvrije periode zijn oftewel een window of opportunity (Balke et al. 2011; Balke et al. 2014), gedurende de tijd die daarvoor nodig is.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares