OS Draagkracht van het systeem | |
---|---|
Context | OS De Oosterschelde |
Type | Outcome |
Decompositie type | IOR |
De basis van de draagkracht van het Oosterscheldesysteem wordt bepaald door de primaire productie van het fytoplankton. De groei van het fytoplankton bepaalt vervolgens de hoeveelheid filterende organismen, zoals Japanse oesters, mosselen en kokkels. De hoeveelheid kokkels is bepalend voor de draagkracht van het systeem voor vogels. Troost (2009, 2012) heeft een model ontwikkeld dat redelijk goed in staat is de draagkracht van de Oosterschelde voor verschillende grazers te berekenen.
De turnoversnelheid van het fytoplankton is de snelheid van de nutriëntenkringloop, van opname uit het water door fytoplankton tot afgifte bij sterfte, en is een maat voor de groeisnelheid van fytoplankton. De tijd die het totaal aantal schelpdieren dat in een watergebied leeft nodig heeft om al het water in het gebied één keer te filtreren is de filtratietijd. Wanneer de turnovertijd in de buurt komt te liggen van de filtratietijd is het plafond van de draagkracht bereikt en kan er voedselconcurrentie optreden bij de schelpdieren. Figuur 3 laat zien dat dit het geval is in de deelgebieden Noordtak en Kom (Geurts van Kessel et al. 2003).
In figuur 3 is te zien dat de toegenomen filtratiehoeveelheden veroorzaakt worden door de toename van de Japanse oester. De vraagtekens geven aan dat de hoeveelheid mosselen die op de verwaterpercelen in dit gebied liggen niet zijn meegenomen in de berekening. Of de Japanse oester in staat is om de larvale stadia van andere organismen, zoals kokkels te filteren is onbekend (Geurts van Kessel 2004). Troost (2009) vond dat Japanse oesters en inheemse schelpdieren in gelijke mate larven filterden. Wel verschillend was de mate waarin de larven van Japanse oesters en mosselen werden gefiltreerd: Japanse oesterlarven de helft minder dan mossellarven. Waarschijnlijk kunnen oesterlarven andere schelpdieren chemisch herkennen en daardoor ontwijken.
De scenario’s om de estuariene dynamiek te herstellen in de Zuidwestelijke Delta door middel van verbindingen tussen de verschillende bekkens zal consequenties hebben voor de draagkracht van het systeem. In de Oosterschelde zal nabij de doorlaten in de Noordelijke Tak en de Kom de toegenomen doorstroom een effect hebben op nutriëntenbeschikbaarheid. Het is de verwachting dat nutriëntenconcentraties (plaatselijk) verhogen door het plaatsen van de doorlaten. Echter, daar waar grazerbiomassa hoog is en draagkracht onvoldoende zal het kleinere fytoplankton (picoplankton) dat niet wordt gefilterd door de schelpdieren eerder profiteren van toegenomen nutriënten. Er is daarom in de Oosterschelde een kans dat de maatregelen op de korte termijn niet leiden tot de toename van individuele groei in grazers vanwege een toename in het niet voor de grazers niet eetbare picofytoplankton (Schellekens en Smaal 2009).
De View-Navigation (VN) pagina's.
De links naar andere pagina's.
Onderdeel van | OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken |
---|---|
Instantie van | |
Betreft |
De pagina's die linken naar deze pagina.
Dit element heeft geen subelementen.
Komt van | Type | Connectie type | Conditie | Waarde | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|
OS Instroom van zoet water | Refers | draagkracht van het watersysteem |