Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result = OS De Oosterschelde VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result = OS De ontwikkeling van het watersysteem na aanleg Oosterscheldewerken VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = OS Ontwikkeling van het sublitorale hardsubstraat

Result =

End Set VN link

















Figuur 1: Een groep zeeanemonen in de Oosterschelde (Foto: Filip Staes).

Invloed van de Japanse oester op hardsubstraatgemeenschappen

Om te beoordelen of de toename van de Japanse oester in het sublitoraal invloed heeft op de soortensamenstelling en diversiteit zijn door Kluijver en Dubbeldam (2003) de sublitorale gegevens met betrekking tot sessiele (vastgehechte) organismen geordend. De gegevens zijn zo geordend dat er een relatie is gelegd tussen de soortdiversiteit van hardsubstraatlevensgemeenschappen (uitgedrukt in de Shannonindex) en het bedekkingspercentage van het sublitorale harde substraat door oesters (figuur 2). Daaruit blijkt dat als het bedekkingspercentage van de Japanse oester groter wordt, de soortendiversiteit van de levensgemeenschappen daalt. Ook valt op dat de verscheidenheid aan diverse levensgemeenschappen afneemt bij een toenemende bedekkingsgraad. De Oosterschelde zal dus bij toename van het oppervlak met een hoog bedekkingspercentage Japanse oesters naar verwachting soortenarmer worden en de verscheidenheid aan levensgemeenschappen die van oorsprong op de harde ondergrond voorkomen lijkt minder te worden. Hiertegenover staat dat de Japanse oester ook een soort is die habitatvormend is: de grote schelpen en/of oesterriffen zelf bieden een nieuwe leefomgeving.

Figuur 2: Relatie tussen bedekkingspercentage van het harde substraat met Japanse oesters en de diversiteit van de sublitorale hardsubstraatgemeenschappen (Geurts van Kessel 2004).

Vooroeverbestortingen

Rijkswaterstaat heeft in de Oosterschelde een aantal vooroevers bestort met staalslakken, breuksteen en zeegrind om de erboven liggende dijken te versterken. De eerste bestortingen hebben plaatsgevonden in 2009 en de laatste staan gepland voor 2021. Door de bestortingen verdwijnt de bestaande lokale fauna en flora tijdelijk. Daarnaast kan er uitloging van stoffen uit staalslakken optreden, zoals zware metalen. Er is een programma opgezet om de effecten te monitoren. Allereerst is de aanvangssituatie bepaald in een zogenaamde T0-meting, zowel voor de bodemdiergemeenschappen als voor de gehalten aan zware metalen (Heuvel 2009). De resultaten van de jaarlijkse monitoring zijn gerapporteerd in een aantal rapporten (Tangelder et al. 2014), (Tangelder et al. 2015). De conclusie is dat de bodemdiergemeenschappen zich snel na een bestorting beginnen te herstellen en dat er geen verschil is tussen die op breuksteen en staalslakken.

Op basis van de historische data (trend 2009-2014) en de uitgebreide bemonstering zoals uitgevoerd in 2014 is er geen eenduidig effect gevonden in de metaalgehalten in biota als gevolg van het storten van de oeververdediging met staalslakken en breukstenen. Dit geldt zowel voor de temporele trend als ruimtelijke analyse. Desondanks kunnen de (korte termijn) effecten van type bestorting niet geheel uitgesloten worden (Jansen et al. 2015).

Verder zijn er op basis van het in 2015 uitgevoerde mesocosm-experiment en de (veld)monitoring geen ecologische effecten van uitloging van zware metalen uit verdedigde vooroevers waargenomen (Tangelder et al. 2016).

Onderzoek naar de gehalten van uitlogingsstoffen in kreeften liet geen duidelijke uitkomst van de aan- of afwezigheid van zware metalen zien (Tangelder 2015).

In het kader van het RAAK-PRO-project Building for Nature is het effect onderzocht van specifieke structuren in het ontwerp van een bestorting en de gebruikte materialen op kolonisatiesnelheid en de soortenrijkdom van in- en epifauna. Een van de conclusies is dat de aanwezigheid van breuksteenriffen een duidelijke meerwaarde betekent voor de snelle vestiging en ontwikkeling van hardsubstraatsoorten ten opzichte van zeegrind Tangelder et al (2017).


Ten slotte zijn er in 2014 twee onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van de stort van zeegrind en de daarbij optredende vertroebeling door slib op de groei en eventuele sterfte van mosselen. Er werd geen significant effect gevonden op de groei van mosselen die in mandjes waren uitgezet (Wijsman en Brummelhuis 2015), terwijl de extra sterfte in een mosselperceel nabij een stortlocatie niet met zekerheid aan de bestortingen kan worden toegeschreven, maar ook niet kan worden uitgesloten (Smaal 2105).



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares