Tapijtschelpen monitoren



Set VN link, Property name = Context, Property VN name = Context

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result = BA Proeflocatie Colijnsplaat VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Produces, Property VN name = Produces

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Consumes, Property VN name = Consumes

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Part of, Property VN name = Part of

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result = BA Schelpdierkweek bij proeflocatie Colijnsplaat VN

End Set VN link


Set VN link, Property name = Instance of, Property VN name = Instance of

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result =

End Set VN link


Set VN link, Property name = Concerns, Property VN name = Concerns

Model link = BA Tapijtschelpen monitoren

Result =

End Set VN link








Vijver 1 en 7 BA Proeflocatie Colijnsplaat

Gedurende 18 maanden zijn de schelpdierpopulaties in vijvers 1 en 7 twaalf maal bemonsterd. De verdeling van schelpdieren in de vijvers was niet homogeen. Hierdoor was het aantal schelpdieren per monster wisselend wat de grote schommelingen in waargenomen biomassa van schelpdieren kan verklaren. Gedurende de 18 maanden dat de dieren zijn gevolgd is er verschil in groei van de twee verschillende soorten waar te nemen. Ruditapes philippinarum groeide aanmerkelijk harder dan Ruditapes decussatus. Het individuele schelpgewicht aan het einde van de periode lag voor Ruditapes philippinarum tussen 3 en 4 gram (vijver 1 en 7) en voor Ruditapes decussatus tussen 2 en 3 gram. Deze verschillen zijn terug te zien in de geproduceerde biomassa. Voor Ruditapes philippinarum ligt de biomassa na 18 maanden tussen 3 tot 3,5 kg/m2 , terwijl voor Ruditapes decussatus de biomassa tussen 1 en 2,2 kg ligt (vijvers 1 en 7 bij elkaar). De totale schelpdierproductie per vijver ligt tussen 2 en 3 kg per m2 per 18 maanden.

Vijver 6 en 12 BA Proeflocatie Colijnsplaat

De tapijtschelpen in deze vijvers zijn voorspoedig gegroeid. Wanneer de groei in deze vijvers wordt vergeleken met de groei in vijvers 3 en 9, dan groeien de dieren in vijver 6 en 12 beter. In vijvers 6 en 12 is gekozen om bij een lagere dichtheid schelpdieren te houden (250 st/m2) vergeleken met vorige jaren (500-1000 st/m2). Ook is de dichtheid gehalveerd ten opzichte van vijvers 3 en 9 in 2012 (500 st/m2). Het lijkt dat de toegenomen voedselbeschikbaarheid per schelpdier heeft geresulteerd in een betere groei. De dieren in vijvers 6 en 12 zijn gegroeid tot gemiddeld 2,5 gram terwijl in vijvers 3 en 9 het gemiddelde gewicht 1 tot 2 gram is. Wanneer de groei echter wordt vergeleken met de groei van schelpdieren in vijvers 1 en 7 in 2011 dan is de groei van tapijtschelpen in vijver 1 bij een dichtheid van 1000 st/m2 tot gemiddeld 3 gram per stuk in 2011 beter dan in 2012 met een lagere dichtheid in vijvers 6 en 12 is bereikt. (Ketelaars & Ruizeveld de Winter, 2012).

Figuur 1: Groei van tapijtschelpen in vijvers met pootzagers (1 en 7) en vijvers met zagerlarven (6 en 12) (Ketelaars & Ruizeveld de Winter, 2010)
.



Referenties


HZ University of Applied Sciences
Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Projectbureau Zeeweringen
Waterschap Scheldestromen
Provincie Zeeland
Deltares